Spitsmuizen (Soricidea Gray) is de naam eener familie van Insecteneters (Insectivora). Zij omvat kleine zoogdieren, welke op ratten en muizen gelijken, met een langwerpigen kop, een langen snuit, een scherp gebit, meestal kleine oogen en ooren en eigenaardige klieren aan de zijden van het ligchaam of aan den staartwortel. Men vindt de soorten in de Oude en Nieuwe Wereld en zij zijn ter verdelging van insecten zeer nuttig. De boschspitsmuis (Sores vulgaris L.), 6½ Ned. duim lang met een 4½ Ned. duim langen, gelijkmatig behaarden staart, is roodbruin, aan de zijden wat lichter, van onder grijsachtig wit, en in Europa zeer verspreid.
Zij nestelt zich des winters in stallen, schuren en woningen, leeft voor ’t overige in onderaardsche gangen, is zeer vlug, vraatzuchtig en bloeddorstig, en werpt in haar nest tusschen oude muren of onder boomwortels 5— 10 jongen. Zij riekt sterk naar muskus en wordt daarom door de katten wel gedood, maar niet gegeten, doch door roofvogels, ooijevaars en adders verslonden. De huispitsmuis (S. araneus L., zie bijgaande figuur) is 7 Ned. duim lang met een 4½ Ned. duim langen staart, van boven bruin en van onder grijs, en bewoont Noord-Afrika en bijna geheel Europa. De wenkbraauwspitsmuis (Crocidura etrusca Wagn.) is 4 Ned. duim lang met een 2½ Ned. duim langen staart, is een van de kleinste zoogdieren en verkeert aan de Middellandsche en Zwarte Zee. De waterspitsmuis (Crossopus fodiens Wagn.), 6½ Ned. duim lang met een 5½ duim langen staart, is van boven zwart en van onder wit en bewoont de stroomende en stilstaande wateren van Zuid- en Midden-Europa en Azië. Zij verslindt hagedissen, visschen, vogels en kleine zoogdieren en onderscheidt zich door hare roofzucht.