Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Schildluis

betekenis & definitie

Schildluis (Coccina Bwm.) is de naam van eene insectenfamilie uit de orde der Halfvleugeligen (Hemiptera), wier leden meestal in warme landen, evenals de bladluizen, van plantensappen leven. De mannetjes die veel zeldzamer voorkomen dan de wijfjes, zoodat die van sommige soorten nog onbekend zijn, hebben borstel- of snoervormige voelers, een schier verdwenen snavel, gebrekkige achtervleugels en veelal twee lange staartborstels. Zij zuigen, als kleine, zeer bewegelijke larven, zich vast op de plant, vervaardigen in volwassen toestand een cocon of scheiden een beveiligend schild af, waarna zij veranderen in eene sluimerende pop, waaruit na korten tijd het volkomen insect te voorschijn treedt, hetwelk niet lang leeft en geenerlei voedsel gebruikt. De wijfjes vertoonen alleen in den staat van larven het kenmerk der orde.

Zij vormen door afscheiding een schild op den rug, of de huid verandert in eene aan de zijden scherp gerande bedekking. Ook de wijfjes zuigen zich aan de plant vast door den langen snavel diep in het bladweefsel te steken; zij worden bij verderen groei plomp van gedaante, verkrijgen geene vleugels, zetten na de bevruchting zich uit, terwijl de voelers en beenen wegkwijnen, leggen een groot aantal eijeren en strekken doorgaans ook na den dood aan deze tot bescherming. Onderscheidene soorten zijn zeer schadelijk voor de cultuurplanten, zooals de rozenschildluis (Aspidiotus rosae Bouchê), de schelpvormige schildluis (Chermes conchaeformis Gruel.) op bessen-, appel- en perenboomen, de oleanderschildluis (Aspidiotus nerii Bouché), de ananasschildluis (A. bromeijae Bouché), de laurierschildluis (A. lauri Bouché), de oranjeschildluis (Lecanium hesperidum L.), de perzikschildluis (L. persicae L.), de wijnstokschildluis (Chermes vitis L.) enz. Om ze te verwijderen gebruikt men tabakswater en dergelijke vloeistoffen. Sommige soorten daarentegen zijn voor den mensch nuttig, zooals de cochenille (Coccus cacti L.), de kermesschildluis (C. ilicis Fair.), de Poolsche cochenille (Porphyrophora polonica L.), de lakschildluis (Coccus lacca Kerr.) en C. manniparus Ehrenb., die door steken in den tamarix het ontstaan van manna veroorzaakt.

< >