Rog (Raja L.) is de naam eener groote familie van dwarsbekkige, kraakbeenige visschen, welke zich door eene eigenaardige gedaante onderscheiden. Hun schijfvormig, plat, nu eens rond, dan weder ruitvormig ligchaam heeft geen daarvan afgezonderden kop en eindigt in een dunnen staart. Zij hebben 5 kieuw-openingen wederzijds onder aan den hals en vleugelachtige vinnen. Zij leggen telkens slechts één ei, en hunne eijeren hebben eene hoornachtige schaal met 4 punten.
Opmerkelijk is vooral de sidderrog (Raja Torpedo L., zie bijgaande figuur). Zijn ligchaam is overal glad en heeft 5 rondachtige vlekken op den rug. hij komt voor in de Middellandsche Zee en is de meest bekende van die visschen, welke eene electrische kracht bezitten. Men vindt dan ook aan zijne beide zijden een toestel, bestaande uit vliesachtige buisjes, die naauwkeurig in elkander sluiten en voorzien zijn van horizontale plaatjes, welke cellen vormen, met een slijmerig vocht gevuld. Tevens ontdekt men er aanmerkelijke zenuwtakken, afkomstig van het achterste paar. Zij kunnen door dien toestel geweldige schokken meedeelen en maken daarvan gebruik ter bemagtiging huuner prooi. Tot de roggen van onze zeekusten behooren de vleet (R. Batis) met een aan het uiteinde smallen, verlengden snuit en een met 3 stekels gewapenden staart, een visch, die wel eens 100 Ned. pond zwaar wordt, — en de pijlstaart-rog, (R. Pastinaca) met een langen stekel aan den staart, die als eene zaag getand is.