Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Reickstadt

betekenis & definitie

Reickstadt (Napoleon François Joseph Charles, hertog van), door de Bonapartisten Napoleon II genoemd, was de éénige zoon van keizer Napoleon I en Maria Louisa van Oostenrijk. Hij werd geboren den 20sten Maart 1811 op het kasteel der Tuilerieën te Parijs, ontving al dadelijk den titel van Koning van Rome, en zag zich toevertrouwd aan de gravin de Montesquiou. Bij het naderen van de legers der Verbondene Mogendheden in 1814 werd de Keizerlijke telg, aan wien Napoleon bij het onderteekenen van de acte van afstand te Fontainebleau vruchteloos het bezit van den troon zocht te waarborgen, eerst naar Blois en vervolgens naar het kasteel Schönbrunn bij Weenen gebragt. Toen Napoleon in 1815 uit Elba terugkeerde, eischte hij gemalin en kind van den Keizer terug.

Als hij hierop een weigerend antwoord ontving, ontwierp de zoon van de gravin de Montesquiou een plan, om den Prins op den 19den Maart uit het kasteel Schönbrunn te ontvoeren. De toeleg werd echter ontdekt, en de Prins naar het Keizerlijk paleis te Weenen gebragt en onder het toezigt van Duitschers gesteld. Maria Louisa herkreeg wel is waar den 23sten Mei 1815 haren zoon, doch toen zij in Maart 1816 de regéring van Parma aanvaardde, bleef de Prins te Weenen onder de hoede van keizer Frans. zijn opperhofmeester was graaf von Dietrichstein en zijn leermeester Matthaeus von Collin. Volgens een verdrag der Verbondene Mogendheden in 1818 werd hij beroofd van het erfregt in Parma, doch keizer Frans begiftigde hem met de heerlijkheid Reichstadt in Bohemen. Tevens verkreeg hij den titel van „doorluchtigheid” en een afzonderlijk wapen. Op zijn 12de jaar werd hij vaandrig, in 1828 kapitein en in 1830 majoor.

Met grooten ijver wijdde hij zich aan de krijgsdienst. Toen het in 1829 den Franschen dichter Barthélémy niet vergund werd, hem persoonlijk het gedicht: „Napoléon en Egypte” te overhandigen, ontstonden er zonderlinge geruchten omtrent de beperking zijner vrijheid, die vooral in Frankrijk werden geloofd. Zelfs zeide men, dat hij onkundig werd gelaten van het lot van zijn vader. Het bleek echter, dat deze meening ten eenenmale ongegrond was; de Prins was wel degelijk bekend met den toestand van zijn vader en bewees dezen eene hartstogtelijke hulde. Men verzekert, dat hij groote talenten bezat. In April 1832 openbaarden zich bij hem de eerste verschijnselen van longtering, en deze maakte zulke snelle vorderingen, dat hij reeds den 27sten Julij van dat jaar te Schönbrunn in de armen zijner moeder ontsliep. zijn stoffelijk overschot werd te Weenen in den Keizerlijken grafkelder bijgezet.

< >