Policie, afkomstig van het Grieksche woord hetwelk zijn oorsprong ontleent aan het woord voor stad of staat, heeft in het algemeen de beteekenis van staatszorg. Zij is het zamenstel van de verschillende inrigtingen en maatregelen, strekkende om door middel der staatsmagt alle hinderpalen voor de ontwikkeling van ’s menschen werkzaamheid uit den weg te ruimen en zijn persoon en eigendom te beveiligen. In dien zin is policie geheel het inwendig bestuur, met uitzondering van ’t geen tot ’s Lands verdediging, geldmiddelen en regtspleging behoort.
Zij omvat alzoo de zorg voor de gezondheid, zedelijkheid en beschaving der burgers, voor het onbelemmerd verkeer langs de wegen en vaarten, voor de gemakkelijkheid en veiligheid der uitoefening van ieder bedrijf, voor de eenvormigheid van maten en gewigten enz. Dit alles behoort tot de policie, zoowel het nemen der daartoe noodige maatregelen als het uitvoeren van deze. Ter bereiking van een door de policie beoogd doel moet soms een greep gedaan worden in de bijzondere regten der burgers, doch het algemeen belang gebiedt alsdan de inbreuk op de regten der enkelen.
In engeren zin wordt het woord ook wel gebruikt ter aanduiding van maatregelen tot voorkoming van misdrijven, doch deze beteekenis zien wij reeds in de voorgaande vervat. De policie zorgt dan, dat door de handelingen van den eenen burger geen schade worde toegebragt aan den anderen, en de werking der justitie begint, waar die schade reeds veroorzaakt is. Tot het vaststellen van policiemaatregelen is die magt in den Staat geregtigd, onder wier bevoegdheid de te regelen straf volgens de Grondwet valt. Dus zal volgens art. 140 onzer Grondwet in verband met art. 134 en verv. onzer gemeentewet het gemeentebestuur geregtigd zijn om policiemaatregelen te nemen in het belang der openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, doch alleen voor zoover dit in het bijzonder belang der gemeente strekt, met andere woorden: alleen omtrent de huishoudelijke belangen, namelijk zoodanige, welke alleen de burgers van eene zelfde gemeente met elkander gemeen hebben, zoodat zij zich niet tot de bewoners van andere gemeenten uitstrekken, bijv. brand- en marktreglementen, verordeningen op openbare huizen, reglementen omtrent de straten, enz. Op gelijke wijze geldt dit voor de Provinciale Staten volgens art. 131 der Grondwet en art. 130 en verv. der Provinciale Wet. Reglementen op provinciale wegen en vaarten, op bruggen, waterwerken enz. behooren dus tot de provinciale policie. Gemeenschappelijke belangen van alle ingezetenen des Rijks moeten door den algemeenen wetgever worden geregeld, alzoo door den Koning en de beide Kamers der Staten-Generaal, — voorts al wat het Wetboek van Strafregt in zijn vierde boek omtrent policiezaken heeft vastgesteld. Waar slechts sprake is van de uitvoering van algemeene maatregelen, kunnen daaromtrent beschikkingen genomen worden bij Koninklijk Besluit.
Daden of nalatigheden in strijd met het policiereglement noemt men overtredingen (contraventions); zij worden door den kantonregter beregt. Objectief onderscheiden zij zich van andere misdrijven daarin, dat deze laatsten zedelijk ongeoorloofd en maatschappelijk nadeelig zijn, terwijl de overtreding der policiereglementen op het ergst alleen gevaarlijk is voor de maatschappij. De straffen, waarmede het Wetboek van Strafregt tegen policie-overtredingen bedreigt, zijn: gevangenisstraf van 1 tot 5 dagen, geldboeten van 1 tot 15 francs en verbeurdverklaring van enkele goederen. B{j art. 1 der wet van den 6den Maart 1818 is bepaald, dat bij Koninklijk Besluit geene hoogere straf voor policie-overtreding mag worden geëischt dan 1 tot 14 dagen gevangenis en eene geldboete van 10 tot 100 gulden. Art. 161 der gemeentewet bepaalt, dat de straf bij schennis van gemeenteverordeningen niet hooger zijn mag dan eene geldboete van 1 tot 25 gulden en gevangenis van 1 tot 3 dagen. Die besluiten en verordeningen intusschen mogen geene straf bepalen, waar zulks geschied is door den algemeenen wetgever, alzoo in het 4de boek van het Wetboek van Strafregt.