Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Papier

betekenis & definitie

Papier werd volgens de berigten van Plinius vele eeuwen vóór den aanvang onzer jaartelling reeds in Egypte vervaardigd van de papierplant, door Linnaeus met den naam van Cyperus Papyrus bestempeld, eene grassoort, die, er in moerassen en aan de Nijl-oevers groeit. Men kan namelijk van den halm dezer plant eene reeks van dunne bekleedsels afschillen. Deze werden uitgespreid, op elkander geplakt, geperst, gedroogd en glad gemaakt en vormden het papier der oude Egyptenaren, hetwelk ook thans nog in beschrevene rollen in de doodkisten der mummiën gevonden wordt. Men heeft dit papier ook gebezigd in Italië en Frankrijk, waar men het later door parkement verving.

De kunst, om papier te vervaardigen van katoen, is vermoedelijk in China uitgevonden, in het begin der 8ste eeuw naar Mekka doorgedrongen en vervolgens door de Arabieren naar de noordkust van Afrika en tegen den aanvang der 10de eeuw naar Spanje overgebragt. Deze kunst werd evenwel in die dagen ook in Griekenland beoefend. Eerst maakte men papier van ruw katoen, doch in lateren tijd van katoenen lompen, terwijl men daartoe vervolgens desgelijks linnen lompen bezigde. Men meent, dat de eerste papierfabriek van linnen lompen in 1340 in Italië is opgerigt. In de 15de eeuw stichtte men dergelijke fabrieken in Vlaanderen, en de eerste papiermolen in Engeland dagteekent van 1588. Men vermeldt, dat de eerste papiermolen in ons Vaderland in 1598 in de nabijheid van Hattem verrees, en dat het papiermaken in 1609 op de Veluwe geen ongewoon bedrijf was. In 1613 werd door Jan Jansen, boekhandelaar te Arnhem, en Maarten Orges een papiermolen gebouwd te Apeldoorn, en in Holland verrees de eerste papiermolen te West-Zaandam in 1616. Geruimen tijd was in Nederland de papiermakerij een belangrijke tak van nijverheid, waaraan evenwel in de laatste halve eeuw de machinale papierbereiding een gevoeligen knak heeft gegeven.

Tot de grondstof voor papierbereiding belmoren alle plantendeelen, welke verlengde vezels bezitten, alzoo katoen, linnen, boombast, stroo, hout, velerlei waterplanten enz. Voorts bezigt men ook enkele dierlijke zelfstandigheden, bijv. wol en zijde. Genoemde grondstoffen gebruikt men afzonderlijk of vermengd. De beste grondstof is linnen. Wij zullen de papierbereiding uit linnen lompen beschrijven, welke hoofdzakelijk met die uit katoenen lompen overeenkomt.

Eerst sorteert men de lompen, dat is, men scheidt de gekleurde van de ongekleurde, waarna ze fijn gesneden en gezuiverd worden. Hiertoe ontdoet men ze van het aanhangend vuil, om ze daarna met water of met eene loog te wasschen. Alsdan worden ze in een brijachtigen toestand gebragt of in papiergoed omgezet. Volgens de oude handelwijze liet men tot dat einde de lompen, met water bevochtigd, eene rotting ondergaan, om ze vervolgens door middel van houten, met ijzer beslagene hamers in eikenhouten bakken fijn te stampen. Deze wijze van werken onderging echter eene aanmerkelijke verbetering in de voorgaande eeuw door de uitvinding van den Hollander of roerbak. Deze is in fig. 1 en 2 in horizontale en verticale doorsnede voorgesteld Dezelfde deelen worden in de beide figuren door dezelfde letters aangewezen.

De Hollander bestaat uit eene langwerpig vierkante kast, ABCD, welke van binnen eene trogvormige ruimte heeft. De langste wanden van dezen trog loopen evenwijdig met die van de kast, — en de kortere zijn cirkelvormig uitgesneden. Deze ruimte is ongeveer 3 Ned. el lang 1 ½ Ned. breed en omstreeks 0,7 Ned. el hoog. Het binnenste gedeelte der kast is van gegoten ijzer, zandsteen of hout. De binnenwanden van den ijzeren Hollander worden met looden platen bekleed, die men voorts met olieverf bestrijkt. Bij de langste zijden aan den buitenkant der kast bevinden zich 2 dikke planken ab, welke door de posten cccc worden gedragen. Bij a en b zijn genoemde posten beweegbaar. Twee andere posten d (van welke in fig. 1 slechts één zigtbaar is) dragen eene zware ijzeren as, die buiten de kast uitsteekt en er verbonden is met eene schijf E, door welke men aan die as eene snelle omwenteling kan geven.

De trog is door een tusschenschot ee in 2 afdeelingen verdeeld, die echter aan de uiteinden gemeenschap hebben. In de eene afdeeling is aan de as een cylinder T vastgehecht, welke halverwege boven de kast uitsteekt. Onder dien cylinder ziet men (fig. 2) in beide afdeelingen der kast eene verhooging van den bodem (mn). Aan de zijde van m klimt zij langzaam op tot digt onder den cylinder; dan volgt eene cirkelvormige uitholling ongeveer ter hoogte van de kast, terwijl vanhier het andere gedeelte (n) vrij steil afdaalt. De cylinder draagt op zijn omtrek een aantal scherpe staven, evenwijdig aan zijne lengte-as ingelaten. Onder den cylinder bevinden zich bij i dergelijke staven, wier scherpe kant naar dien der cylindermessen is gekeerd. Hun aantal is verschillend: men heeft er in onze figuur 60 op den cylinder of rol en 8 op den bodem. Door een heftoestel ab kan de cylinder hooger of lager worden geplaatst.

Wanneer men met den Hollander wil werken, vult men dien tot nagenoeg aan den rand met gezuiverde lompen en laat door middel van een riem, om de schijf E geslagen, de as snel omdraaijen. Daar men er water bijgedaan heeft, is er een brij ontstaan, die bij deze omwenteling in het bereik der talrijke messen komt en gestadig wordt voortgestuwd in de rigting yzy'z'. Daar het aantal omwentelingen in eene minuut alligt 200 bedraagt, en er boven 60 en onder 8 messen zijn, die bij elke omwenteling 60 X 8 of 480 insnijdingen veroorzaken, zoo is het duidelijk, dat het aantal insnijdingen in eene minuut 96000 bedraagt. Door het deksel M wordt het wegspatten van den papierbrij verhinderd. De toestel qp dient om te wasschen.

Hij bestaat uit eene zeef q en eene blinde schijf p, welke de zeef bedekken kan. De papierbrij wordt met kracht tegen de zeef gestuwd, en deze laat het overtollige water door, hetwelk zich verzamelt in r en vandaar wegvloeit. Om dat waterverlies aan te vullen, doet men zuiver water door de buis u binnenstroomen, welke bij v met eene kraan voorzien is. Wil men met wasschen ophouden, dan schuift men de blinde schijf vóór de zeef. Men heeft ook Hollanders, waarbij deze waschtoestel door een anderen vervangen is, namelijk door eene cylindervormige zeef in de tweede (ledige) afdeeling.

De lompen worden aanvankelijk omgezet in halfgoed en daarna in heelgoed. Bij het eerste verloop in den Hollander zijn de messen verder van elkander verwijderd dan bij het tweede, en het wasschen is de hoofdzaak. Bij het tweede doet men de messen tot elkander naderen, en terwijl het wasschen voldoende geschied is, poogt men een fijnen brij te verkrijgen. Vóórdat echter het halfgoed in heelgoed herschapen wordt, bleekt men het, dat is, men ontdoet het van alle kleurende bestanddeelen door middel van chloor, terwijl vervolgens de overmaat van chloor door een anti-chloor (b. v. zwaveligzure soda) verwijderd wordt. Is daarna het halfgoed in heelgoed veranderd, dan wordt de massa in eene werkkuip in water verdeeld, waarmede zij eene melkachtige vloeistof vormt, en dan begint de eigenlijke vervaardiging van het papier (hand- of kuippapier).

Daartoe schept men die vloeistof op een papiervorm, namelijk op een raam van zeer digt koperdraad, waarin het merk van het papier of ook wel de naam van den fabrikant is gevlochten. Het water loopt grootendeels door het raam, terwijl de papiermassa daarop achterblijft. De grootte van den vorm bepaalt dien van het vel papier, en men bezigt ook wel dubbele vormen. In sommige fabrieken wordt de brij, vóórdat hij in de werkkuip komt, door metaalgaas gefiltreerd.

Het geschepte vel wordt neêrgelegd op vilt, dat een deel van het in zoodanig vel nog aanwezige water opneemt. Heeft men een aantal vellen tusschen de vilten opgestapeld, dan komt het pak onder de pers om er het water zooveel mogelijk uit te persen, waarna de vellen nogmaals, maar zonder vilten, onder de pers komen en dan in de lucht gedroogd worden. Om het alzoo verkregene vloeipapier in schrijfpapier te veranderen, wordt het gelijmd, dat is gedompeld in eene waterige oplossing van dierlijke lijm met eenig aluin, en daarna uitgeperst en gedroogd. De lijm wordt ook wel bij het half- of heelgoed gedaan, doch deze wijze van lijmen verdient geene aanbeveling. Harslijm en andere lijmen zijn voorts minder goed dan dierlijke lijm. Eindelijk worden de vellen geglansd door persing of door een cylinderwerk, gesorteerd, tot boeken en riemen vereenigd en in den handel gebragt.

Het vervaardigen van machinaal papier is uitgevonden in 1799 door een Franschman, Robert Essonne genaamd. Eene machine, door Chapelle, een werktuigkundige te Parijs, daartoe zamengesteld en thans algemeen in gebruik, is op de wijze ingerigt als in fig. 3 wordt voorgesteld. De papierbrij komt door de buis A, welke met eene kraan gesloten kan worden, in de ruimte A', die van een roertoestel voorzien is. Door eene buis a kan voorts eene hoeveelheid brij de ruimte A" bereiken, welke tot zuivering dient. Men heeft gewoonlijk 4 zulke ruimten naast elkander, die in eene schommelende beweging worden gehouden. Hare bodems zijn evenzoovele zeven, welke den brij doorlaten, maar de grove deelen terughouden.

De brij komt alzoo in de ruimte of kast JB, waar zich alweder een roertoestel bevindt. Langs C gaat nu de brij verder. Hier is weder eene afschutting b aangebragt en de stroom van den brij wordt er sterk vertraagd, zoodat hij langzaam in de ruimte D vloeit. Uit D stroomt nu de brij op eene strook draadgaas zonder einde ddd. Deze is vervaardigd van fijn metaaldraad en loopt over de beide eindrollen EF, tusschen welke zich nog vele andere rollen bevinden, welke aan die lap eene zekere spanning geven. Zij worden zoodanig in beweging gebragt, dat de lap draadgaas zich in de rigting der pijlen beweegt.

De eerste helft dezer zeef, van de linker zijde der figuur te beginnen, wordt door een groot aantal koperen rollen ondersteund, die vervolgens zich meer en meer van elkander verwijderen. Onder deze rollen bevindt zich een ondiepe trog c. Nu vloeit door den toestel in c, waar een tusschenschot tot bijna op den bodem reikt, de brij met gelijkmatige dikte en breedte in de ruimte D, waar alle onreinheden uit den brij bezinken. Vanhier stroomt de massa ter breedte van de machine op de draadzeef en wordt door deze bij hare voorwaartsche beweging medegevoerd. Daarenboven heeft het draadgaas ook nog eene schokkende beweging, waardoor de gelijkmatige verspreiding van den brij en de doorsiepeling van het water bevorderd worden. In het begin, als de brij nog zeer vochtig en los is, moet het draadgaas het krachtigst gespannen worden, zoodat de koperen rollen hier digter bij elkander zijn gelegen. Als de brij aan het uiteinde van de trog c gekomen is, vertoont het zich reeds als eene viltige massa, die echter veel dikker is dan het te vervaardigen papier. Tot dezen zeeftoestel behooren ook nog 2 banden of boorden zonder eind eee, van welke slechts één in onze figuur is aangebragt; zij dienen om het wegloopen van den papierbrij aan de beide zijden te beletten.

Zij bewegen zich in dezelfde rigting als het draadgaas en zijn steeds in aanraking met den brij. Bij e verlaten zij de zeef en slingeren zich om de rol G. Het overig gedeelte van den weg kan men in de figuur gemakkelijk nazien. Bij i is eene waterkraan, die bij voortduring die banden besproeit, om ze van achtergebleven papierbrij te reinigen, en een daaronder geplaatste trog vangt het water op. Door dezelfde waterbuis wordt ook de koperen buis i gevoed, welke over hare geheele lengte van gaten doorboord is, zoodat aanhoudend water op het draadgaas vloeit, om ook dit te reinigen. Wanneer het papier verder komt dan de trog c, bevindt het zich in een half droogen toestand, zoodat er van zelf geen water meer uitvloeit. Daarom loopt het draadgaas nu over de ondiepe kast H, van boven met 4 openingen voorzien. Die kast staat in verband met eene luchtpomp, die de lucht daaruit verdwijnen doet, waarna versche lucht door het halfvochtige papier dringt, om in die kast te snellen, en er tevens eene aanmerkelijke hoeveelheid water uit de papierlaag medebrengt.

Daarna ondergaat het papier eene Iigle drukking door de rol H' en voorts eene eerste persing tusschen de rollen FF. Deze zijn van ijzer en met vilt of papiermaché bekleed. De mate van persing kan door een hefboom n geregeld worden. Het papier is nu nog niet zeer sterk, maar kan toch reeds zonder steun den korten weg van den cylinder F naar den cylinder I afleggen. De rol 1 vormt met andere rollen de onderlaag voor een viltdoek kkkkk. Dit viltdoek kan door de rol I' (zie de 24e helft der figuur) naar believen gespannen worden, en men kan de rol I' door middel van de stang o naar de regter en linker zijde verschuiven. Over dat viltdoek heen bereikt het papier de rollen M en M en ondergaat hier eene tweede persing.

Beide rollen zijn glad. De onderste M is eerst met het viltdoek en daarna met het papier bedekt, en de bovenste in onmiddellijke aanraking met het papier. Door eene schroef kan men de drukking dier rollen regelen. Daardoor erlangt het papier aan de eene zijde, waar het in aanraking komt met het effene metaal, reeds eene zekere gladheid. Om het deze ook aan de andere zijde te bezorgen, gaat het door eene derde pers N N'. Er loopt namelijk weder een viltdoek lll over 5 rollen, en het kan door het stellen der bovenste rol naar behooren worden gespannen.

Nadat het papier het viltdoek k verlaten heeft, gaat het over de rol m en komt op het viltdoek e. Hier echter ligt de reeds glad gemaakte zijde op het viltdoek en de andere komt nu met de gladde rol JV in aanraking. Nu is het papier sterk genoeg en eenigzins glad, maar nog niet droog, zoodat het de drukking der droogpers moet ondergaan. Het loopt over n en n' naar de rol O en het viltdoek ssss. Door dit laatste wordt het digt tegen den cylinder gedrukt en verliest een aanmerkelijk gedeelte van zijn water. Kort daarna bereikt het over eene hulprol een dergelijken cylinder O', welke ook met waterdamp wordt verwarmd. Daarna ondergaat het eene persing van de rol P; zooals men ziet, wordt de zijde naar P niet glad, maar de andere, naar de zijde van O'.

Derhalve wordt die persing ook hier door de rollen Q Q’ herhaald. De verhitting dier warme rollen geschiedt door de stoombuis JE, welke door r gevoed wordt, vanwaar 3 buizen u, u, u omhoog loopen naar de cylinders, terwijl de waterdamp langs de buizen a', «' een uitweg vindt naar den condensator. Nadat de laatste persing heeft plaats gehad, is het papier gereed en komt nu op den oprollingstoestel (ZZ), namelijk 2 zeszijdige ramen, beweegbaar om hunne as. Van die beide wordt terzelfder tijd slechts één gebruikt. Is het eene raam vol, dan brengt men door eene omdraaijing van de rol z het andere onder het papier, zoodat men zijn werk onmiddellijk kan voortzetten.

Op die wijze vervaardigt men het papier zonder eind, hetwelk men tot behangselrollen of tot gewone vellen kan snijden. De machinale papierfabrikatie heeft vooral door den spoed der bewerking de voormalige bereidingswijze geheel en al overvleugeld. Men bedenke, dat de draadzeef eene snelheid heeft van 15 Ned. duim in de seconde, dus van 540 Ned. el in het uur. In 10 uur kan men alzoo 30000 vel of 6 balen papier in gereedheid brengen. Tevens is behalve de machine, welke wij beschreven hebben, eene cylindermaehine uitgevonden door Michaël Leistenschneider en inzonderheid door zijn zoon Ferdinand en later door Dickenson, Brahma en Denison aanmerkelijk verbeterd en vereenvoudigd. Men levert thans papier ter breedte van 13/4de en ter lengte van 2000 Ned. el.

Men heeft schrijf-, druk- en teekenpapier, voorts pak-, carton-, bord- en vloeipapier, cigarettenpapier enz. De benamingen van de verschillende soorten van drukpapier bij de onderscheidene volken zijn niet merkwaardig genoeg om ze hier te vermelden. Van meer gewigt is eene korte statistieke mededeeling van het gebruik van papier. Onder de 1400 millioen menschen, die den aardbodem bevolken, bevinden zich 276 millioen, die zich met de schrijfkunst niet bemoeijen. Dertig millioen schrijven op palmbladen, boombast enz., — 620 millioen bezigen het ChineeschJapansch en 350 het Europeesch papier.

Deze laatste 350 millioen gebruiken jaarlijks 21 millioen centenaars papier. Men verkrijgt dit van 72 millioen centenaars grondstoffen, die in 2500 papierfabrieken met 3500 machines en 1800 kuipen worden verwerkt. Tot die 21 millioen centenaars behooren 4 millioen schrijfpapier, 10 millioen drukpapier, 4 ½ millioen behangsel- en pakpapier en 21/2 millioen bordpapier. Hiervan worden gebezigd: Door de Rijksbesturen 2,31 millioen Cntnr „ „ schoolleerlingen 2,73 „ „ „ den handel 2,31 „ „ „ de nijverheid 1,47 „ „ „ briefwisseling 1,05 „ „ „ de drukpers 11,13 „ „ Voorts blijkt het, dat het verbruik in België, Frankrijk en Zwitserland 3 ½ Ned. pond, in ons Vaderland 3 Ned. pond, in Italië en Denemarken 2 Ned. pond, in Rusland ½ Ned. pond, maar in Groot-Brittanje en de Vereenigde Staten 5 tot 5 1/2 pond voor ieder ingezeten bedraagt.