PAS
Passive
Muiswerk Educatief (2017)
pas - bijwoord, zelfstandig naamwoord 1. nog maar korte tijd (geleden) ♢ zij zijn pas getrouwd 2. zo dat het precies op maat is ♢ die jurk is precies pas 1. van pas komen...
drs. Toine van Hoof (2017)
Bieding die te kennen geeft dat de bieder op dat moment geen bod wil doen, noch wil doubleren of redoubleren. Zie ook: strafpas
Leendert Brouwer (2017)
1. Patroniem op basis van de voornaam Pascalis, een naam die van het Aramese woord pascha = Pasen is afgeleid. 2. Duidt evenals Van de(r) Pas op een toponiem.
Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)
maar, slechts Als zijn partij pas tweede wordt, heeft ze geen recht op de bonus van vijftig parlementszetels. Op rechts zijn er ook nauwelijks coalitiepartners. (De Standaard) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal
Peter Bakema (2003)
- hij is niet op zijn pas, hij voelt zich niet goed, hij is niet helemaal in orde.- Jan van pas, de ware Jacob.
Wouter van Boesschoten, Wieneke van Breukelen, Ton Konings m.m.v Henriette Coppens, Eefje Lonis, Jos van Waterschoot & Simon Wienke (2002)
Een pas is een deel van een cirkelboog; versierende vorm (1) in gotisch(zie gotiek) maaswerk (2); bijv. driepas.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: