Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Pagode

betekenis & definitie

Pagode, van het Indische woord bhagoevati (heilig huis), noemt men bij de Hindoe’s en andere volken van Zuid-Azië tempelgebouwen, die zich door uitgebreidheid, oorspronkelijkheid van stijl, rijkdom van versierselen en keurigheid van beeldhouwwerk onderscheiden. De pagode bestaat gewoonlijk uit een hoofdtempel, kleine tempels, kapellen, zalen tot verblijf voor bedevaartsgangers, en door zuilen onderschraagde portalen en gangen; zij zijn door parken omgeven en door een algemeenen muur omringd. Men geeft den naam van pagode ook wel aan de afgodsbeelden, welke zich in zulke tempels bevinden; deze zijn meest van gebakken leem vervaardigd en rijk verguld, naakt of gekleed, in eene staande of zittende houding. Nabootsingen in ’t klein van die afgoden dienen in Europa, desgelijks onderden naam van pagoden, wel eens tot sieraad op schoorsteenmantels enz. — Eindelijk is pagode de naam van een klein gouden muntstuk ter waarde van 4 gulden 25 cents.