Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Oasen

betekenis & definitie

Oasen, in het Koptisch Oeah en in het Arabisch Wah, zijn vruchtbare plekken in het noorden van Afrika, welke men niet ten onregte eilanden in de Zandzee genoemd heeft. Het zijn komvormige laagten, waar het regenwater der omringende hoogten zich verzamelt, terwijl eene leemlaag onder de oppervlakte het wegvloeijen daarvan verhindert.

Hierdoor ontstaat een plantengroei, die zeer weelderig is in vergelijking met dien der woestijn, maar toch in het algemeen schraal en eentoonig, hoofdzakelijk bestaande uit dadelpalmen (Phoenix dactylifera), doempalmen (Cucifera thebaïca), gom-acaciaboomen (Acacia vera) en mannaheesters (Tamarix airicana).

Intusschen zijn de oasen onschatbare rustplaatsen voor de karavanen, die er zich van een nieuwen voorraad water voorzien, weshalve de karavaanwegen doorgaans over de oasen loopen. In de Sahara heeft men er ruim 30, doch slechts ongeveer 20 van deze zijn bewoond.

Reeds in de dagen der oudheid waren vele oasen vermaard, bijv. die van Jupiter Ammon (thans die van Siwah), die van Aoedsjila (Oedsjila), en de Groote en de Kleine Oase ten westen van Egypte. In de tegenwoordige eeuw hebben de Franschen door het boren van Artesische putten in Algérië een aantal nieuwe oasen doen ontstaan.