Muzenalmanakken zijn dichterlijke jaarboekjes, welke reeds in de voorgaande eeuw in Frankrijk en Duitschland werden uitgegeven.
In Frankrijk verscheen in 1765 een „Almanac des Muses”, en in 1769 gaven Gotter en Boje in Duitschland een „Musenalmanach” in het licht. Hij werd de „Göttinger Muzenalmanach” geheeten, omdat de leden van den Göttinger Dichterenbond daarin hunne verzen plaatsten. In 1776 verscheen de „Hamburgischer Musenalmanach” van Vosz, in 1770 de „Leipziger Musenalmanach” en in 1777 de „Wienerischer Musenalmanach”. De merkwaardigste van allen was evenwel de „Musenalmanach”, van 1796-1801 door Schiller uitgegeven, waarin Schiller, Göthe en andere begaafde dichters hunne beste stukken deden opnemen. Na dien tijd zijn in Duitschland nog onderscheidene andere Muzenalmanakken uitgegeven.
In ons Vaderland verscheen in 1819 de „Muzenalmanak”, waarin de beste dichters van die dagen, zooals Bilderdijk, Feith, Tollens, Loots enz., hunne bijdragen leverden. Hij hield zich, onder de hoede van lmmerzeel, gedurende eene reeks van jaren staande, maar werd later door „Aurora”, „Holland” en andere pracht-almanakken meer en meer verdrongen, hoewel ook deze allengs minder getrokken worden.