Moldau (De), de voornaamste rivier van Bohemen en de belangrijkste zijrivier van de Elbe, doch breeder en van meer water voorzien dan deze, ontspringt in het Bohemerwoud, digt bij de Beijersche grenzen, ter hoogte van 1180 Ned. el uit 2 bronnen, de Koude en de Warme Moldau, stroomt aanvankelijk door een diep dal zuidoostwaarts, maar buigt zich bij Hohenfurt naar het noorden. Van hier af is zij bevaarbaar voor vlotten, en van Budweis af voor vlotten en pramen met een last van 200—300 tolcentenaars. Zij loopt langs Rosenberg, Krumau, Budweis, Moldauthein en Praag en stort tegenover Melnik zich uit in de Elbe. Tot hare zijrivieren behooren op den regter oever de Malsch, de Luschnitz en de Sazawa, — en op den linker oever de Wottawa en de Beraunka.
Haar stroomgebied heeft eene oppervlakte van 586 ☐ geogr. mijl. Hare oevers zijn meestal hoog en steil. Eerst nadat de Elbe de Moldau ontvangen heeft, is zij geschikt om door booten te worden bevaren.