Moldavië (Moldova, Moldau), sedert 1859 met Walachije het vorstendom Roemenië vormend, grenst in het noorden aan Rusland (Bessarabië) en Oostenrijk (Boekowina), in het westen aan Siebenbürgen, in het oosten en zuidoosten aan de Zwarte Zee en de Dobroedsja en in het zuiden aan Walachije, en telt op 867 geogr. mijl ruim 2 millioen inwoners, verdeeld over 2302 dorpen en 90 steden, van welke Jassy, Botosjan, Galatz en Ismaïl de meest bevolkte zijn. Moldavië heeft in het westen eene bergstreek, in het noordoosten eene bergstreek en eene hoogvlakte en in het zuidoosten eene vlakte, terwijl in het zuidwesten de Carpathen de districten Putna, Bakau, Niamz en Soeczawa omgeven en talrijke uitloopers uitzenden, welke, afgewisseld door boschrijke dalen, voortschrijden tot aan de Sereth en de Proet, waar zij de gedaante van wijngaardheuvels aannemen. Met bosch begroeide bergen, vruchtbare dalen, welige weiden en uitgestrekte vlakten vervangen elkander en vormen bekoorlijke, door rivieren en beken opgeluisterde landschappen. De Donau, die zich voortspoedt langs de zuidelijke grenzen van Moldavië en het handelsverkeer met Oostenrijk en de Levant door de haven- en stapelplaats Galatz bevordert, ontvangt de wateren van de Sereth en de Proet, van welke eerstgenoemde de goudbevattende Bistritza, de Trotoesj, Berlad en Poetna opneemt en zich boven Galatz met de Donau vereenigt.
Ook heeft men er aanzienlijke meren, zooals de Bratysj nabij den mond van de Proet, de Jalpoech en de Katlapoeg bij de Donau, de Sassik en de Alibeg. Wegens de nabijheid der Zwarte Zee en het ontbreken van eene beschutting tegen den noordewind is het klimaat er zeer onbestendig. In den zomer heeft men er bij groote hitte vele onweêrsbuijen en regenvlagen, terwijl de koude er des winters nijpend kan zijn. Intusschen is de grond er zeer vruchtbaar en geeft vooral een overvloedigen tarweoogst, terwijl de wijnen van Kotnar en Odobesjt zeer geroemd worden.
Omtrent de oudste geschiedenis van Moldavië, als deel van Dacië, raadplege men het artikel Walachije. De stichting van den Staat Moldavië viel waarschijnlijk voor in 1350— 1361, toen Bogdan of Dragosj, een Roemeensch stamhoofd, met eene talrijke krijgsbende naar Moldavië trok en zich van dat gebied, alsmede van Boekowina en Bessarabië, meester maakte. Eigenlijk begint de geschiedenis van Moldavië eerst met de troonsbeklimming van Alexander I (1401), die het land behoorlijk verdeelde in gewesten, voor het leger en de financiën zorgde, scholen en kloosters stichtte, een wetboek invoerde en door zijne wijsheid en zachtmoedigheid den bijnaam van de Goede verwierf. Daarenboven streed hij dapper en voorspoedig tegen de Polen, Hongaren en Tartaren. Met Wladislaus, koning van Polen, sloot hij een verbond, nam diens zuster tot vrouw en zond hem hulptroepen, welke moedig streden tegen de ridders der Duitsche Orde. Na zijn dood begon reeds het voorwaarts dringen der Turken, doch de heerschappij van zijn kleinzoon Stéfanus de Groote (1456— 1504) vormt een glansrijk tijdperk in de geschiedenis van Moldavië. Nadat deze de Polen gedwongen had tot het sluiten van een vrede- en handelsverbond, versloeg hij in 1407 bij Baja den Hongaarschen koning Matthias Corvinus en toog naar Walachije, om zijn lievelingsplan, de vereeniging der bij elkaar gelegene vorstendommen, ten uitvoer te brengen. Hij belegerde en veroverde de hoofdstad Boecharest en noodzaakte vorst Radoe de Schoone om de wijk te nemen.
Deze keerde echter weldra met een aanzienlijk Turksch leger onder Soliman-Pasja terug. Stéfanus bragt den overmagtigen vijand in den gedenkwaardigen slag bij Rakowa (1475) eene geduchte nederlaag toe en joeg de Turken op eene ordelooze vlugt. Door vijanden bedreigd, achtte Stéfanus het evenwel beter, met vorst Radoe vrede te sluiten tegen afstand van het district Poetna, waarna de rivier Milkow voor altijd de grens werd der beide vorstendommen. Na den dood van Radoe en den terugkeer van Wlad V op den troon van Walachije had Stéfanus 3 jaren rust, doch in het najaar van 1479 moest hij met de Polen en Hongaren tegen de Turken ten strijde trekken. In den slag van Rebnik (Boekowina) werden de Turken aan het wijken gebragt. In 1484 moest Stéfanus op nieuw strijden tegen Bajesid II, die Kilia en Akjerman veroverde. In 1497 vernietigde hij het leger van Albert, koning van Polen, hetwelk om hem van den troon te stooten in Moldavië was gevallen en Soeczawa gedurende 3 maanden belegerd hield. Den 2den Julij 1504 stierf deze held en werd opgevolgd door zijn zoon Bogdan {1504—1517).
Deze sloot met sultan Selim in 1513 de eerste capitulatie, waarbij zich Moldavië onder de souvereiniteit van Turkije plaatste, hetwelk daarentegen Moldavië erkende als een vrijen Staat met het regt om zijn eigen vorst te kiezen en zelfstandig voor binnenlandsch bestuur en wetgeving te zorgen, terwijl het tegen eene schatting van 4000 ducaten, 24 valken en 40 paarden de verpligting op zich nam, om Moldavië tegen alle aanvallen van buiten te beschermen. Deze capitulatie vormde den grondslag der staatsregtelijke houding van Moldavië met betrekking tot de souvereiniteit, en zij werd door den opvolger van Bogdan, door Peter Raresj, met Soliman 1 onder de muren vau Ofen vernieuwd. Van 1546, toen de kloeke Raresj overleed, tot 1633 regeerde eene reeks van weinigbeteekenende vorsten, zoodat het der Porte mogelijk was, de schatting aanmerkelijk te verhoogen en allengs meer invloed te oefenen op de binnenlandsche aangelegenheden en de keuze der Vorsten. Eene zamenzwering der Bojaren bragt eindelijk Basil Loepoe (1634—1654) op den troon, een vorst, die zich beijverde om den achteruitgang te stuiten. Hij bragt vele instellingen van weldadigheid tot stand, stichtte scholen, begunstigde de opkomst eener Roemeensche letterkunde en vernieuwde met Mohammed IV de door Bogdan geslotene capitulatie. Onder de opvolgers van Loepoe verdween echter meer en meer de geest van onafhankelijkheid onder de Moldavische vorsten, en met Nicolaas Maurocordatos nam het noodlottig tijdperk van de heerschappij der Fanarioten een aanvang en tegelijkertijd het verval van Moldavië en Walachije. Toen begon Rusland invloed te oefenen op de lotgevallen der Vorstendommen , welke meer en meer de speelbal werden van de Russische staatkunde van bescherming, zich openbarende in het bezetten des lands met groote legers en in het verbrokkelen van den Staat, zoodat Boekowina aan Oostenrijk (1777) en Bessarabië aan Rusland (1812) werd toegevoegd. Gregorius Ghika kwam in verzet tegen het willekeurig verkoopen van een gedeelte des lands, maar betaalde z|jne stoutmoedigheid met zijn leven.
Toen echter door de ondersteuning, welke de Hetaerie onder Alexander Ypsilanti naar Moldavië gezonden had, de Porte wantrouwen begon te koesteren tegen de Grieken, nam zij het besluit, om voortaan aan dat land geen vreemden beheerscher op te dringen. Johan Stoerdza, de inheemsche gekozene vorst, werd den 19den Julij 1822 door de Porte in zijne waardigheid bevestigd. De goede bedoelingen van den nieuwen Vorst werden echter door Rusland verijdeld, daar de vertegenwoordigers van den Czaar sedert den Vrede van Adrianopel (24 September 1829) eigenlijk het land regeerden. In 1834 benoemde de Porte Michaël Stoerdza tot vorst van Moldavië. Deze was de trouwe handlanger van Rusland en zocht onder eenige verbeteringen en hervormingen zijne baatzuchtige uitzuigingsplannen te verbergen. Deze schaamtelooze handelwijze veroorzaakte in April 1848 het uitbarsten eener omwenteling; doch terzelfder tijd trokken Russische troepen over de grenzen van Moldavië, terwijl een groot Turksch leger Walaehije bezette. De nationale beweging werd weldra door de vreemde bajonetten onderdrukt en de moedige vrienden des vaderlands moesten veiligheid zoeken in het buitenland.
Het verdrag van Balta-Liman (1849) herstelde den voormaligen toestand. Gregorius Ghika, thans voor den tijd van 7 jaren gekozen, was met goede bedoelingen bezield, omringde zich door vaderlandlievende mannen en bragt onderscheidene zegenrijke maatregelen ten uitvoer. In 1853 echter nam de Krim-oorlog een aanvang, en Moldavië werd door Russische troepen ingenomen, waarop in 1854 en 1855 eene Oostenrijksche bezetting volgde. Het verdrag van Parijs van 1856 maakte trouwens een einde aan den rampzaligen toestand der Vorstendommen; men erkende hunne onafhankelijkheid en stelde hen, als onzijdig grondgebied, onder de hoede der groote Mogendheden. De Roemeniërs hebben op omzigtige en schrandere wijze gebruik gemaakt van dat voorregt. Alle vaderlandlievende mannen namelijk vereenigden zich, om den alouden nationalen wensch in vervulling te brengen, te weten de vereeniging van Moldavië en Walachije onder éénen naam (zie voorts onder Roemenië).