Menispermaceën is de naam eener plantenfamilie van de afdeeling der Polycarpicae. zij omvat slingerende heesters met afwisselende, gave, wel eens schildvormig gesteelde, hand- of schildnervige bladeren en meestal éénslachtige, één- of tweehuizige, gewoonlijk zeer kleine, in trossen of aren zamengevoegde bloemen. De kelk is meestal 3-, 6- of 12-bladig. De bloembladen, op den bloembodem ingeplant, zijn doorgaans kleiner dan de kelkbladen of ontbreken geheel en al. Het aantal meeldraden is in den regel zoo groot als dat der kelkbladen, hunne helmdraden zijn vrij of tot eene zuil zamengegroeid en de helmknopjes, die overlangs of over dwars openspringen, naar buiten gekeerd.
De vrouwelijke bloemen hebben onderscheidene, kran vormig geplaatste, vrije of aan den voet zaâmgegroeide stampers, of ook wel slechts één stamper. Deze hebben enkelvoudige of 3-spletige stijlen met enkelvoudige stempels. De vrucht is eene bes- of steenvrucht, regt of sikkelvormig gebogen en zamengedrukt. Het regte of gebogene zaad bevat eene groote kiem met bladvormige zaadlobben. Deze familie behoort vooral te huis in de keerkringslanden van Amerika en Azië, en men vindt ook enkele soorten in Noord-Amerika en Japan. De wortels van de meeste soorten bevatten eene bittere, vergiftige zelfstandigheid en onderscheidene uit de geslachten Cocculus Dec. en Cissampelos L. behooren tot de geneesmiddelen. Bekend zijn de vergiftige kokkelskorrels en de bitterslijmige columbo-wortel, beide tot het geslacht Cocculus behoorende. M. Canadense L. dient tot het bekleeden van priëelen.