Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Marlborough

betekenis & definitie

Marlborough (John Churchill, hertog van), een voornaam Britsch veldheer en staatsman, was de telg van een oud, maar verarmd geslacht en werd geboren den 24sten Junij 1650 te Ashe in Devonshire. Van eene degelijke opleiding verstoken, maar begiftigd met een innemend voorkomen, kwam hij na de restauratie als page in dienst bij den hertog van York, die hem op 16-jarigen leeftijd tot vaandrig bij de garde benoemde. Als zoodanig was hij tegenwoordig bij het ontzet van Tanger en bij onderscheidene gevechten tegen de Mooren, en werd bij zijn terugkeer kapitein van een regiment, hetwelk tot hulp der Franschen naar de Nederlanden vertrok. Reeds in 1672 verwierf hij den lof van Turenne en den rang van luitenant-kolonel.

Tot 1677 bleef hij bij het Fransche leger, begaf zich toen weder naar Engeland en trad in 1678 in het huwelijk met de schoone Sarah Jennings, welke toen reeds de gunst genoot der latere koningin Anna. Deze omstandigheid en de toegenegenheid van den hertog van York, die eene verbindtenis had aangeknoopt met Arabella, de zuster van Churchill, beloofden hem eene schitterende toekomst. Nadat zijn begunstiger als Jacob II den troon beklommen had, werd Churchill generaal en baron van Sundridge. Hoewel hij den opstand van den hertog van Monmouth hielp onderdrukken, verwierp hij de reactionaire plannen van het Hof en schaarde zich aan de zijde van den prins van Oranje, ja, toen hij door Jacob tegen dezen te velde gezonden werd, liep hij met zijne troepen tot hem over en werkte niet weinig mede tot den val van zijn weldoener. Willem III verhief hem tot graaf van Marlborough en belastte hem in den oorlog tegen Frankrijk met het opperbevel over eene Britsche expeditie naar Ierland. Hier overlaadde hij zich in 1690 en 1691 met roem, vooral door de overwinning bij Walcourt. Daar hij, welligt uit berouw over zijn verraad, in eene zamenspanning der Jacobieten betrokken was, werd hij bij zijn terugkeer in Engeland plotselijk in hechtenis genomen en in den Tower gebragt, doch wegens gebrek aan bewijzen weldra in vrijheid gesteld. Hij wilde Willem van den troon verwijderen en zelf onder Anna heerschappij voeren.

Eerst de dood van Willem en de troonsbeklimming van Anna (1702) bezorgden hem een onbeperkten invloed; hij regeerde het land zonder den titel van regent te bezitten. Terwijl zijne echtgenoote invloed oefende op de Koningin, hield hij den minister Godolphin, wiens zoon met zijne dochter gehuwd was, aan den leiband. Als opperbevelhebber van het leger in de Nederlanden verjoeg hij de Franschen uit Gelderland en veroverde Venlo, Roermond en Luik. Nadat de Koningin hem den 2den December tot hertog verheven had, vertrok hij in 1703 tot ondersteuning des Keizers naar Duitschland, vereenigde zich hier met Eugenius van Savoge en bragt eerst in Junij 1704 aan de Beijeren bij Donauwörth en den 13den Augustus daaraanvolgende aan de Franschen bij Blenheim eene nederlaag toe. De Duitschers en Nederlanders huldigden hem als hun redder, het Parlement schonk hem het domein Woodstock, en de Koningin deed voor hem het kasteel Blenheim verrijzen. Het jaar 1705 bragt Marlborough door met diplomatieke onderhandelingen. Hij bezocht de Duitsche Hoven, wist den Koning van Pruissen gunstig te stemmen, spoorde de Nederlanders aan, en opende in 1706 den veldtogt in de Nederlanden. Nadat hij Villeroi den 19den Mei bij Ramillies geslagen had, deed hij den vijand Brabant ontruimen, veroverde Ostende, Meenen, Dendermonde en Ath en overreedde in het voorjaar van 1707 Karel XII, koning van Zweden, om de wapens te laten rusten.

Met den grootsten ijver verzette hij zich tegen de pogingen van den vernederden Lodewijk XIV, om den vrede te herstellen, doch liet zich hierbij vooral besturen door zijn hebzucht en eergierigheid. Na een kort vertoef in Engeland zette hij met Eugenius den strijd tegen de Franschen voort en overwon Villars den 4den September 1709 in den bloedigen slag bij Malplaquet. Terwijl hij voorts in 1710 de eene plaats na de andere veroverde, wendde men in Engeland alle middelen aan om hem ten val te brengen. De Koningin wierp ten laatste het ondragelijk juk der hertogin van Marlborough van de schouders, en de Tories verkregen de overhand aan het Hof. Hoewel de Hertog zelf in zijn hart een voorstander was der Jacobietische partij, beperkte men zijn gezag, terwijl men het besluit nam, om zich zoo spoedig mogelijk van hem te ontdoen. Na de verovering van Bouchain keerde hij in Mei 1711 naar Londen terug, om zich zoowel van het voortzetten van den oorlog als van het behoud aan zijn gezag te verzekeren. Zoowel het Lagerals het Hoogerhuis beschuldigde hem echter van verduistering van gelden, zoodat hij den 1sten Januarij 1712 door de Koningin van al zijne ambten werd ontzet. Gedurende de vredesonderhandelingen te Utrecht verliet hij wrevelig zijn Vaderland en bezocht Nederland, Duitschland en zijn vorstendom Mindelheim, dat hij van den Keizer ten geschenke had ontvangen, maar bij het sluiten van den vrede zonder eenige schadeloosstelling verloor.

Na den dood van koningin Anna keerde hij naar Engeland terug, en George I bejegende hem met ongemeene onderscheiding. Aanstonds werd hij weder benoemd tot generalissismus, hoewel men hem verwijderd hield van het beheer der zaken. Den 8sten Junij 1716 krenkte een aanval van beroerte zijne geestvermogens, en hij overleed den 17den Junij 1722. Hij was een der grootste veldheeren zijner eeuw. Nooit leed hij eene nederlaag van eenig belang en gedurig zegepraalde hij op zijne tegenstanders door stoutheid en voortvarendheid en door gebruik te maken van hunne misslagen. Als staatsman bezat hij eene vurige welsprekendheid en in het dagelijksch verkeer wist hij alle harten te winnen door vriendelijkheid en hoffelijkheid. Zijne gierigheid, voorzeker zijne grootste ondeugd, bezorgde hem een onmetelijk vermogen.

Zijne gemalin, Sarah Jennings, hertogin van Marlborough, geboren den 29sten Mei 1660, trad op 12-jarigen leeftijd in dienst van de hertogin van York en werd de vriendin van prinses Anna. Zij onderscheidde zich door schoonheid, bevalligheid en deugd. Nadat zij na het huwelijk der Prinses staatdame geworden was, ontstond tusschen die beide vrouwen de innigste vriendschapsbetrekking, en bij de troonsbeklimming der Vorstin werd zij benoemd tot eerste staatdame en grootmeesteres van de garderobe. Nu was haar invloed onbeperkt; zij verleende ambten en waardigheden — volgens Swift dikwijls tegen geld. Later echter verloor zij door de zamenspanning der Tories en vooral ook door den invloed van hare nicht, lady Masham, de toegenegenheid en het vertrouwen der Koningin, zoodat zij in 1711 hare waardigheden nederlegde.

De bewering van Vóltaire dat zij door een paar handschoenen en een glas water werd ten val gebragt, is eene overdrijving, waarvan Scrile in zijn blijspel: „Le verre d’eau” gebruik heeft gemaakt. De hertogin vergezelde in 1713 haren gemaal naar het vaste land, leefde na zijn overlijden in afzondering, stierf den 29sten October 1744 en liet een vermogen na van 3 millioen pond sterling. Het tegenwoordig hoofd van het geslacht Marlborough is John Winston Spencer Churchiïl, geboren den 2den Junij 1822 en te voren gevestigd op Blenheim-palace in Oxfordshire. Hg is de 6de hertog van Marlborough, ridder van den Kouseband, voorzitter van het Privy Council, lord-luitenant van Oxfordshire, en werd in 1876 tot onderkoning van Ierland benoemd.

< >