Loodwit (cerussa) of basisch koolzuur-lood, eene der belangrijkste verfstoffen, wordt op zeer verschillende wijze vervaardigd. Volgens de Hollandsche methode brengt men metallisch lood in aanraking met azijndampen, koolzuur en zuurstof, waardoor het in basisch koolzuur lood wordt omgezet.
Men bezigt in ons Vaderland, België en sommige Duitsche fabrieken dunne looden platen, die spiraalvormig worden opgerold zonder dat de windingen in onderlinge aanraking komen, en plaatst ze daarna in aarden, van binnen verglaasde potten, die gewonen, met biergist vermengden azijn bevatten. De platen rusten op een uitsteeksel van den wand van den pot, zoodat zij niet onmiddellijk met den azijn in aanraking komen. De potten worden met looden platen bedekt en in grooten getale onder paardenmest bedolven. Deze laatste begint spoedig te gisten en door de hierbij ontwikkelde warmte verdampt de azijn en vormt met het lood basisch azijnzuur lood. Hierop werkt echter het door de gisting vrij wordend koolzuur en vormt loodwit en neutraal azijnzuur lood.
Dit tast de looden plaat op nieuw aan, wederom basisch zout vormend, en zoo gaat deze werking voort, totdat na verloop van weinige weken eene dikke korst van loodwit op de platen is ontstaan. In de meeste fabrieken van Duitschland en in Oostenrijk gebruikt men thans verwarmde kamers, waarin de looden platen over latten worden opgehangen, en men bedekt den bodem met run, rijs enz., waar de azijn langzaam doorheen sijpelt, of men verwarmt den azijn in eene kuip en leidt ook wel koolzuur in de kamer, door het verbranden van coke’s voortgebragt. In Engeland bevochtigt men loodkorrels met 1 tot 1½% azijn en werpt ze in houten kisten, die tot 35° C. verwarmd en met koolzuur en stoom doortrokken worden, om de lucht en het lood vochtig te houden.
Het loodwit, volgens deze handelwijze verkregen, wordt door uitwasschen bevrijd van het neutraal azijnzuur lood en door slibben van het metallisch lood. Volgens de Engelsche methode laat men gesmolten lood op den bodem van een grooten vlamoven vloeijen, waarna men de oxydatie bewerkt door een blaastoestel, het alzoo verkregen, fijn verdeeld loodglit met eene oplossing van loodsuiker bevochtigt en ze brengt in geslotene, maar onderling in gemeenschap staande bakken, waar men een stroom onzuiver koolzuur doorheen drijft. Het loodglit wordt bestendig omgeroerd en verandert weldra in voortreffelijk loodwit. Veel algemeener evenwel is de Fransche methode. Volgens deze maakt men door loodglit in overgehaalden houtazijn te werpen eene oplossing van basisch azijnzuur lood, hetwelk men ontleedt door er koolzuur doorheen te leiden.
Hierdoor wordt basisch koolzuur lood neêrgeslagen, terwijl neutraal azijnzuur lood in de oplossing blijft en door behandeling met loodglit weder in basisch azijnzuur lood wordt omgezet. Het koolzuur verkrijgt men door het verbranden van coke’s, met krijt vermengd; ook bezigt men wel koolzuur, door gisting ontstaan, of het koolzuur, dat op sommige plaatsen uit den aardbodem oprijst. Leidt men het koolzuur vervolgens in eene oplossing van koolzuur natron, dan verkrijgt men dubbelkoolzuur natron, dat daarna bij verwarming zeer zuiver koolzuur levert. Men heeft de hoedanigheid van het aldus verkregen loodwit zoeken te verbeteren door het te wasschen met eene oplossing van koolzuur natron.
Omtrent andere bereidingswijzen vermelden wij nog het volgende: Bij het bereiden van azijnzure aluinaarde of azijnzuur uit loodsuiker verkrijgt men als bijproduct zwavelzuur lood, dat men als verfstof niet gebruiken kan. Men verandert het daarom in Frankrijk door middel van koolzuren ammoniak of koolzuur natrium in loodwit. Ook basisch chloorlood kan men in loodwit veranderen, wanneer men het (uit keukenzout en loodglit ontstaande) chloorlood met water aanroert, door het mengsel koolzuur leidt en het vervolgens in een looden ketel zoolang kookt, totdat eene gefiltreerde proef geen lood meer bevat. Men behoeft het alzoo gevormde loodwit slechts te wasschen.
Loodwit is zuiver wit, heeft geen reuk of smaak en lost niet op in water. Zijn zamenstel is niet altijd volkomen gelijk, het bestaat in het algemeen voor twee derden uit koolzuur lood (2PbCO3 + PbH2O2), maar het gehalte aan loodoxyde wisselt af tusschen 86,72 en 88,77%. Het is algemeen erkend, dat het Engelsch loodwit beter dekt dan het Fransche, maar het Hollandsche beter dan die beiden. In den handel onderscheidt men verschillende soorten van loodwit. Wat van de looden platen in de gedaante van schilfers wordt afgekrabd, noemt men schilferwit, — loodwit, met loodsuiker of eene gomoplossing vermengd en tot kegels of koeken gevormd, draagt den naam van Kremserwit.
Deze soort is de fijnste. Het Venetiaansch wit bestaat voor de helft uit zwaarspaat, — het Hamburgsch wit bevat slechts ⅓de deel loodwit, en het parelwit is met indigo of eene andere verfstof eenigzins blaauw gekleurd. Dikwijls wordt loodwit ook met koolzuur baryt, krijt, gips of aluinaarde vermengd. Zuiver loodwit moet geheel en al in verdund salpeterzuur oplossen, en de oplossing moet bij toevoeging eener overvloedige hoeveelheid kaliloog geen neêrslag onopgelost achterlaten. In een mengsel van loodwit en zwaarspaat bepaalt men de hoeveelheid van dit laatste door een gedeelte van dat mengsel te laten gloeijen.
Zuiver loodwit verliest dan gemiddeld 14,5% aan gewigt, maar een mengsel met ⅔de zwaarspaat omstreeks 5%, en een mengsel met de helft zwaarspaat ruim 10%. Zuiver loodwit lost volkomen op in verdund kaliloog. Hoewel het niet oplost in water, is het toch zeer vergiftig, en de arbeiders in de fabrieken hebben weleer daarvan veel te lijden gehad. Tegenwoordig echter bezigt men zooveel mogelijk werktuigen, om het inademen van met lood bezwangerde zelfstandigheden te verhinderen. Men zoekt ook reeds het droogen te vermijden door het vochtige loodwit met olie te kneden, waarbij het al zijn water verliest en aanstonds geschikt is om als verfstof gebruikt te worden (oliewit).
Ook gedroogd loodwit wordt met water weder tot een zachten brij gewreven en deze met vernis gekneed. Olieverf van loodwit wordt langzamerhand geel. De werking van licht en lucht is gedurende het droogen der verf volstrekt noodig tot behoud der witte kleur. Intusschen kan men het geel worden voorkomen door toevoeging van eene aanmerkelijke hoeveelheid terpentijnolie, terwijl ook de loodwitverwen, bereid met eene oplossing van hars (bijv. dammarhars) in terpentijn of van sandarak in wijngeest, zeer wit blijven, vooral wanneer zij met een loodvrij lak worden gedekt. Zwavelwaterstof kleurt het loodwit aanstonds zwart.
Thénard heeft voorgesteld, de schilderijen in olieverf, daardoor zwart geworden, te herstellen door ze te behandelen met waterstofsuperoxyde, daar deze verbinding het zwarte zwavellood in wit loodsulphaat omzet. Loodwit dient ook tot het bereiden van zalven, kleefmiddels, vernis en menie. Te voren werd het ook in de papierfabrieken gebruikt, maar is er thans nagenoeg geheel verdrongen door het blanc fixe (kunstmatig bereid zwavelzuur baryt). In ons Vaderland bestaan onderscheidene loodwitfabrieken, bijv. te Amsterdam, Rotterdam enz.