Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Lont

betekenis & definitie

Lont (Eene), bestaat uit een losgedraaid touw ter dikte van 0,013 Ned. el, vervaardigd van zacht werk. Dit touw wordt gekookt of geweekt in eene loog van loodsuiker (salpeterzuur loodoxyde) of van ongebluschten kalk, houtasch en salpeter, voorts gedroogd, gekamd en in bossen van 10 vadem (18,8 Ned. el) gebonden. Eene goede lont vertoont in- en uitwendig dezelfde bruine kleur, vat spoedig vuur en brandt met eene spitse kool. Zij diende om bij het schieten steeds van vuur voorzien te wezen en daarbij tot het ontsteken der lading.

In de batterijen werd zij aan een lontstok bevestigd, terwijl eene blikken bus met deksel, lontverberger geheeten, haar tegen regen beveiligde. Zij is thans door andere aanstekingsmiddelen verdrongen. — De gezwinde lont bestaat uit draden, die in een mengsel van meelpulver en brandewijn met een weinig Arabische gom geweekt zijn. Deze dient tot het snel overbrengen van vuur, tot het afsteken van sommige vuurwerken en ook wel tot het ontsteken van geschutladingen. De gezwinde lont moet snel vuur vatten en verbranden, ’t geen men bevordert door haar met een papieren hulsel te omgeven.

< >