Loodsuiker (Plumbum aceticum, Saccharum Saturni, Pb (C2H3O2) + 3H2O) of azijnzuur lood, een zout dat veel gebruikt wordt, verkrijgt men meestal door oplossing van loodoxyde (loodglit) in azijnzuur.
Men bezigt daartoe ruw, slechts eenmaal gedestilleerd houtazijnzuur en bevrijdt de oplossing, na haar tot aan het kristallisatiepunt te hebben uitgedampt, met eene drievoudige maathoeveelheid water van hare onzuiverheden. De moederloog, van de kristallen gescheiden, levert bijna zwarte loodtraan. Het gezuiverde zuur met een gehalte van 50% wordt met loodglit geneutraliseerd en geeft dan na aangezuurd te wezen met azijnzuur, na het opkoken en filtreren door linnen aanstonds kristal. De moederloog wordt wederom aangezuurd en uitgedampt, en ten laatste met soda of kalk ontleed. Men volbrengt deze bereiding meestal in looden vaten, doch men kan ook een koperen ketel gebruiken, waarin eene looden plaat gelegd is.
Volgens eene andere handelwijze laat men azijnzuur door trapsgewijs boven elkander geplaatste, met loodkorrels gevulde vaten vloeijen. In de leeggeloopene vaten wordt het met azijnzuur bevochtigde lood zeer snel geoxydeerd, en wanneer er dan weder azijnzuur doorheen stroomt, ontstaat eene groote hoeveelheid loodsuiker, zoodat bij het bezigen van 8 vaten reeds na de tweede doorvloeijing eene kristallenleverende oplossing verkregen wordt. Loodsuiker bestaat uit 58,71% loodoxyde, 27,08% azijnzuur en 14,21% water, kristalliseert in vierzijdige zuilen, heeft een walgelijken, metaalachtig zoeten smaak, lost op in 1,66 deelen koud en in 0,5 deelen kokend water en in 8 deelen alkohol, verliest in de lucht water en azijnzuur en geeft dan met water eene troebele oplossing. De waterachtige oplossing neemt eene groote hoeveelheid loodoxyde tot zich en vormt daarmede loodazijn (zie aldaar). Loodsuiker smelt bij 55° C. en verstijft na uitdamping van het water tot eene schubbige massa.
Bij sterkere verhitting smelt ook het watervrije zout, geeft de ontledingsproducten van azijnzuur, vooral aeeton en koolzuur, en laat koolhoudend, fijn verdeeld, pyrophorisch, metallisch lood achter. Loodsuiker dient in de verwerp tot bereiding van azijnzure aluinaarde, van loodwit, van chromaatgeel en andere loodpraeparaten, tot het maken van vernis, en tot geneesmiddel bij bloeding van inwendige deelen, vooral van de longen, bij hardnekkigen buikloop enz. Voorheen bezigde men deze vergiftige zelfstandigheid, om zure wijnen zoet te maken.