Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Salpeter

betekenis & definitie

Salpeter (salpeterzuur kalium, kalisalpeter, nitrum, KN03) vindt men met andere salpeterzure zouten, vooral salpeterzuur calcium en salpeterzuur magnesium, op plaatsen, die de vorming van salpeterzuur begunstigen, aan muren, waar urine, kanaalwater enz. doorheensijpelt, op Ceylon in grotten eener rotssoort, die uit magnesia en veldspaat bestaat en niet vrij is van organische bestanddeelen, terwijl zij tevens is blootgesteld aan met ammoniak bezwangerde lucht, afkomstig van de uitwerpselen van vleermuizen, — voorts onder dergelijke omstandigheden aan de Adriatische Zee in Italië, in Tenessee, Kentucky, aan de Missouri en de Crookedrivier, in Afrika en op Teneriffe. Voorts heeft men in Indië (Bengalen en Patna), in Zuid-Amerika, Arabië, Egypte, Perzië, Spanje en Hongarije vaak over eene groote uitgestrektheid in den grond salpeter, doch steeds tot eene diepte, die toegankelijk is voor de dampkringslucht. De zouten, door de vochtigheid opgelost, komen aan de oppervlakte en vormen er korsten, die, schoon met aarde vermengd, ingezameld worden. Zulke stoffen uit Indië bevatten bijv. 2,25—8,3% salpeterzuur kalium, tot 6,3% salpeterzuur natrium, 3,7% salpeterzuur calcium enz., en men verkrijgt daaruit salpeter.

Het gewest tusschen de Maros en de Theisz levert het gestadig uit den grond opkomend salpeter-opveegsel met 0,25—2,33% salpeter. In Zwitserland verkrijgt men salpeter uit de stallen, die telkens na 7 jaren worden opgebroken. De natuurlijke voorwaarden der salpetervorming worden kunstmatig verwekt in de salpeterplantages, waar men met rottende, stikstofhoudende zelfstandigheden bezwangerde aarde met kalk en puin vermengt en steeds vochtig houdt. Na verloop van eenige jaren heeft zich daarin zooveel salpeter ontwikkeld, dat men er met voordeel salpeter uit winnen kan. De loog van zoodanige grondstoffen bevat echter ook salpeterzuur calcium; men voegt er om die reden kalizouten bij en erlangt al het salpeterzuur in den vorm van salpeter, hetwelk ten slotte, bepaaldelijk ter vervaardiging van buskruid, zeer zorgvuldig moet gezuiverd worden. Tegenwoordig wordt verreweg het meeste salpeter uit Chilisalpeter (salpeterzuur natrium) verkregen door bijv. aequivalente hoeveelheden van dit zout en van Staszfurter chloorkalium in eene geringe hoeveelheid water op te lossen en de verschillende oplosbaarheid van het gevormde chloornatrium en salpeterzuur kalium tot scheiding te bezigen. De salpeter, die zich dan in kleine kristallen vertoont, wordt eindelijk door uitwasschen gezuiverd, totdat het bevrijd is van chloornatrium.

Salpeter kristalliseert in watervrije, gestreepte zuilen, die gewoonlijk moederloog bevatten en tegen de lucht bestand zijn, heeft een verkoelenden smaak en lost op in water by eene aanzienlijke verlaging van temperatuur, namelijk bij 0° C. 13,3, bij 18° C. 29, bij 50° C. 85 en bij 100° C. 246,15 gewigtsdeelen. Eene kokende (116° C.), verzadigde oplossing bevat op 100 deelen water 335 deelen salpeter. Het smelt bij 340° C., verstijft in grofstraligen, kristallijnen toestand, verliest bij sterke hitte zuurstof, voorts ook stikstof, geeft salpeterigzuur kalium, ten laatste kali, heeft bij hoogen warmtegraad eene zeer oxydérende werking, geeft bijv. met koolpoeder bij verwarming onder levendige verbranding koolzuur kalium, koolzuur en stikstof, met zwavel zwavelzuur kalium en stikstof. Het oxydeert bij aanmerkelijke hitte de meeste metalen, verbrandt organische zelfstandigheden en geeft met overtolligen wijnsteen koolzuur kalium, door kool zwart gekleurd, bij overtollig salpeter echter wit zout. Het salpeter belemmert bfl aanhoudend gebruik de spijsvertering, werkt prikkelend en bij groote giften als vergif, doet de snelheid van den bloedsomloop en de ligchaamswarmte verminderen en wordt derhalve in de geneeskunde bij ontstekingsziekten gebruikt. Vooral echter bezigt men het tot het vervaardigen van buskruid, vuurwerken, salpeterzuur, schietkatoen enz., tot koude mengsels, tot het zuiveren van glas in de glasblazerijen, als oxydatie- en vloeimiddel bij het bewerken van metalen, tot het inmaken van vleesch enz. — Van de zelfstandigheden, die met salpeter in verband staan noemen wij voorts:

Salpeterzuur (HN03), hetwelk men in de natuur niet aantreft in vrijen toestand, terwijl het aan bases gebonden algemeen is verspreid, inzonderheid als natron-, kalium-, calcium- en magnesiumzouten en als ammoniakzout in den neerslag des dampkrings. Kleine hoeveelheden salpeterzure zouten (nitraten) bevinden zich in teelaarde, in bron- en rivierwater. Meestal heeft men in deze natuurlijke nitraten ook salpeterig zuur (HN02) en welligt heeft het salpeterzuur daaraan zijn ontstaan te danken. Zooveel althans is zeker, dat beide gewoonlijk naast elkander gevonden worden. Laat men electrische vonken aanhoudend door een mengsel van zuurstof en stikstof gaan, bijv. door dampkringslucht, dan ontstaan er eerlang roode dampen van stikstoftrioxyde en bij aanwezigheid van water en alkali salpeterigzuur, dat voorts in salpeterzuur overgaat. Daarom treft men beide zuren aan in het regenwater van onweersbuijen. Er ontstaat ook salpeterzuur, wanneer verschillende zelfstandigheden, zooals waterstof en ammoniak, in een mengsel van stikstof en zuurstof verbranden. Bij de gewone verbranding ontstaat salpeterzuur ammonium, zooals blijkt uit het onderzoek van den neêrslag des dampkrings.

Salpeterigzuur ammonium bevindt zich in de uitgeademde lucht. Ook bij verrotting wordt salpeterzuur gevormd. Vooral echter en het overvloedigst ontstaan salpeterigzuur en salpeterzuur uit ammoniak, bijv. wanneer men kopervijlsel of platinazwart met ammoniak bevochtigt en blootstelt aan de lucht. Bij 300° C. vormt platinaspons uit lucht en ammoniak of koolzuur ammonium of chloorammonium salpeterzuur. Ook wanneer ammoniak over verwarmd mangaansuperoxyde wordt geleid, bij de behandeling van zwavelzuur ammoniak met chroomzuur kalium en zwavelzuur, en bij de werking van ammoniak en lucht op met bijtende kali bevochtigd krijt by 100° C. ontstaat salpeterzuur. Steeds wordt ammoniak tot salpeterzuur geoxydeerd, wanneer het zich in de opene lucht bij aanwezigheid van alkalische stoffen uit verrottende, stikstofhoudende zelfstandigheden ontwikkelt.

Zoo ontstaat bijv. de natuurlijke salpeter vooral in warme landen in een grond, welke uit kalk en alkaliën bestaat, die met urine en uitwerpselen bezwangerd zijn, alsmede aan stalmuren. Het ozon oxydeert ammoniak zeer gemakkelijk, en daar het overal onder den invloed der electriciteit bij oxydatie, bij het verdampen van water op uitgebreide oppervlakten zich vertoont en zich tevens overal ammoniak bevindt, zoo mag men de oxydatie van ammoniak door ozon aanmerken als de belangrijkste salpetervorming in de natuur. In losse, poreuse zelfstandigheden, waar ammoniak, vochtigheid en dampkringslucht zich vereenigen met koolzuur calcium of met koolzuur kalium, ontstaat salpeterzuur. Het ammoniak werkt daar bij gedeeltelijk ook als basis, en er ontstaat salpeterzuur ammonium, dat door koolzuur calcium wordt ontleed. De langzame verbranding van den humus veroorzaakt, evenals het met ammoniak bevochtigde koper, de oxydatie van het ammoniak. Tot het verkrijgen van salpeterzuur destilleert men uit eene retort 30 deelen kalisalpeter met 29 deelen, of 17 deelen natronsalpeter met 14,6 deelen geconcentreerd zwavelzuur:

KNO3 + H2S04 = KHS04 + HNO3 Salpeterzuur ZwavelZuur ZwavelSalpeterkalium.

zuur. zuur kalium, zuur Om voorts salpeterzuur in het groot te bereiden, bezigt men slechts het goedkoop natronsalpeter, destilleert uit gegoten ijzeren cylinders en leidt de dampen van salpeterzuur in eene reeks van tweehalzige, met elkander verbondene steenen kruiken, die een weinig water bevatten. Bij het bezigen van gelijke moleculen salpeter en zwavelzuur blijft een zuur zout achter, dat in vloeibaren toestand uit de retort kan genomen worden, maar neemt men 2 moleculen salpeter op één molecule zwavelzuur, dan wordt het tweede molecule van het salpeter bij voldoende warmte door het zure zwavelzure alkali wel is waar ook ontleed, doch tevens wordt zulks ook een gedeelte van het salpeterzuur, en zoo ontstaat stikstofperoxyde, dat door het water in de steenen kruiken wel gedeeltelijk teruggehouden wordt, maar ter vermijding van verlies het bezigen van coakstorens vereischt, waardoor men de gassen leidt, welke uit de kruiken ontsnappen. Geconcentreerd salpeterzuur, ook dat hetwelk in glazen vaten bereid werd, is door een grooter of geringer gehalte van stikstoftetroxyde geel gekleurd, daar steeds een klein gedeelte van het salpeterzuur ontleed wordt. Rood rookend salpeter, dat roodbruin van kleur is en veel stikstoftetroxyde bevat, heeft een soortelijk gewigt van 1,55. Het wordt door eene matige verwarming en door het bloot te stellen aan een luchtstroom gebleekt en heeft alsdan een soortelijk gewigt van 1,5. Ruw salpeterzuur bevat bijna altijd chloor, iodium en andere bijmengsels en wordt door overhaling met eene kleine hoeveelheid salpeterzuur zilver gezuiverd. Zuiver salpeterzuur is kleurloos, rookt in de lucht, is zeer hygroscopisch, heeft een eigenaardigen reuk, werkt zeer bijtend en veroorzaakt op de huid diepe, pijnlijke wonden. Zijn soortelijk gewigt is 1,52; het verstijft bij — 50° C., kookt bij 86° C. en begint zich daarbij te ontleden in waterstof, zuurstof en stikstofperoxyde, wordt in het licht geel, in water warm en ondergaat bij eene vermenging met dit laatste eene zamentrekking.

Salpeterzuur werkt zeer oxydérend op niet-metalen en metalen. Het draagt den naam van scheiwater, omdat het zilver oplost, maar goud niet; doch eene volkomene scheiding van die beide metalen heeft slechts plaats, wanneer de legéring op 1 deel goud althans 4 deelen zilver bevat. Salpeterzuur werkt voorts krachtig op organische stoffen, vaak onder het vormen van zuringzuur en koolzuur. Sterk salpeterzuur onderscheidt zich door zijn substituérend vermogen, doordien in plaats van 1 atoom waterstof de atomengroep NO2 optreedt. Deze substitutieproducten dragen den naam van nitroverbindingen.

Salpeterzuur ontkleurt eene indigo-oplossing en verwt de huid, de nagels en wol geel. Met zoutzuur vormt het koningswater (zie aldaar). Het is één-basisch en vormt slechts ééne reeks van zouten. Het anhydride (stikstofpentoxyde, N205) ontstaat bij de werking van droog chloor op droog salpeterzuur zilver, vormt groote, kleurlooze kristallen, is zeer vlugtig, smelt bij 30° kookt bij 45°, ontploft bij aanmerkelijke verwarming, ook wanneer men het lang laat staan, toont zich meestal passief tegenover metalen en geeft met water bij sterke verhitting salpeterzuur. Het salpeterzuur dient vooral, als oxydatiemiddel, tot het bereiden van zwavelzuur, phosphoszuur, iodzuur en van vele metaalpraeparaten, — voorts om goud van zilver te scheiden, tot het etsen van koperen platen, tot het geel maken van brons en messing, tot het bruinéren van ijzer, tot het kleuren van goud, tot het bereiden van nitrobenzine, nitronaphthaline, nitroglycerine, schietkatoen, picrinezuur, martiusgeel, zuringzuur dextrine, tot het geel verwen van zijde, en in de geneeskunde tot bijtmiddel, en verdund salpeterzuur bij gebrekig etterende wonden enz.

< >