Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Lónyay

betekenis & definitie

Lónyay (Meinhard, graaf van Nagy-Lónya en Vásáros Namény), een Hongaarsch staatsman en in 1871 eerste minister, is de telg van een oud-adellijk Hongaarsch geslacht en werd geboren den 6den Januarij 1822. Nadat hij in 1838 zijne studiën te Pesth voleindigd had, zag hij zich in 1843 door het comitaat Beregh afgevaardigd naar den Landdag, waar hij zich bij de oppositie voegde, vooral financiéle aangelegenheden besprak en de beschermende rigting bestreed, welke door Kossuth werd voorgestaan. Na het sluiten der zitting van 1843—1844 volbragt hij eene reis door een groot gedeelte van Europa, werd na zijn terugkeer wederom naar den Landdag afgevaardigd en werkte in 1848 krachtig mede tot vaststelling der wet, waardoor de boeren van bepaalde diensten werden ontheven. Daarna bekleedde hij in het tweede Hongaarsche ministérie de betrekking van onderstaatssecretaris in het departement van Financiën, maar bij het dempen der nationale beweging moest hij de vlugt nemen, waarna hij te Londen en te Parijs vertoefde.

In laatstgenoemde stad woonde hij de voorlezingen bij aan de Sorbonne en aan het Collège de France, en bezocht er ijverig de openbare boekerijen. Nadat hij tegen vervolgingen gewaarborgd was, keerde hij in 1850 naar Hongarije terug, waar hij naar zijne goederen verwezen werd. Nadat dit banvonnis opgeheven was, wijdde hij zich aan de bevordering der maatschappelijke belangen, ondersteunde de plannen tot regeling van den waterstand der Theiz, organiseerde de provinciale landbouwgenootschappen, bragt met graaf Dessewffy de Hongaarsche bank voor grondcrediet tot stand en vervulde bij het stichten van andere credietvereenigingen eene belangrijke rol. Desgelijks was hij ijverig werkzaam ten behoeve van de Protestantsche Kerk en van het Protestantsch onderwijs in Hongarije, behoorde in 1857 en 1858 tot de deputatie, welke de bezwaren der Hongaarsche Protestanten aan den Keizer mededeelde, en trad op als een krachtig verdediger dier Kerk, toen de Keizer door het patent van 1859 hare autonomie wilde vernietigen. Op den Rijksdag van 1861 bestreed hij de ellendige financiéle huishouding en ontkende tevens de bedoeling van Hongarije om zich tot elken prijs van Oostenrijk los te rukken. Na het ontbinden van den Rijksdag behoorde hij tot de redactie van de wetenschappelijke revue: „Budapesti Szemle”. Ook op den Rijksdag van 1865 behoorde hij tot de uitstekendste leden, —voorts tot de commissie van Vijfenzestig en tot die van Vijftien, die het plan eener overeenkomst bewerkten, en toen deze arbeid gereed was, zag hij zich door den Keizer belast, om de gestelde bepalingen met Hübner, Mailáth, Senneyey en Andrássy nader te onderzoeken. Dit werk ondervond eene stoornis door den oorlog van 1866, maar toen na het sluiten van den vrede de Rijksdag weder vergaderde, zoodat de onderhandelingen over de schikking op nieuw een aanvang konden nemen, was hij met Andrássy en Eötvös ter gelegenheid van de nieuwjaarsgelukwenschingen van 1867 zoo gunstig voor de overeenkomst werkzaam, dat alle vrees verdween.

Toen nu de schikking door een Koninklijk schrijven van 17 Februarij 1867 werkelijk tot stand gekomen was, ontving Lónyay in het constitutioneel ministérie Andrássy van 20 Februarij 1867 de portefeuille van Financiën, welke hij langer dan 3 jaren behield. Zijn zuinig beheer deed de staats-inkomsten in Hongarije op eene verrassende wijze toenemen. Hij ging uit van het beginsel, dat alle gewone uitgaven door de gewone belastingen gedekt moesten worden, zoodat men alleen in buitengewone gevallen zijne toevlugt mogt nemen tot het staatscrediet. Verschil van zienswijze met den eersten minister Andrássy bragt hem tot het besluit om in Mei 1870 zijn ontslag te nemen. Daarentegen aanvaardde hij reeds den 21sten Mei daaraanvolgende de portefeuille van Financiën in het Rijksministérie. Niet lang daarna werd hij in den gravenstand opgenomen. Toen voorts door de aftreding van von Beust het voorzitterschap in het gemeenschappelijk ministérie aan Andrássy ten deel viel, werd Lónyay den 16den November 1871 minister-president van Hongarije, in welke betrekking hij den 21sten Maart 1874 door von Bitto vervangen werd.

< >