Log (De) is een werktuig, waarvan de zeeman zich bedient, om de snelheid van zijn schip, namelijk den afstand dien zijn vaartuig in een bepaalden tijd aflegt, te meten.
Hij bezigt daartoe een driehoekig plankje, aan aan den eenen hoek met lood bezwaard, zoodat het, in het water geworpen, een vertikalen stand heeft. Aan elken hoek is een lijntje bevestigd, en deze 3 lijntjes vereenigen zich tot ééne lijn, de loglijn genaamd, welke op eene zeer ligt loopende schijf is gewonden. Terwijl nu het schip zijn togt voortzet, wordt de log van het achterschip in zee geworpen en men laat eerst een gedeelte van de lijn — de voorlooper genaamd — afloopen, totdat de zuiging van het schip geen invloed meer heeft. Achter den voorlooper is de loglijn verdeeld in een aantal knoopen met tusschenafstanden van 15,4 Ned. el. Bij den eersten knoop keert,men een zandlooper om, die 30 seconden loopt, en als deze afgeloopen is, merkt men op, hoeveel knoopen men door de hand heeft laten gaan. Uit die gegevens kan men nu gemakkelijk nagaan, hoeveel mijl (elk van 7407,4 Ned. el) het schip in eene wacht (4 uur) aflegt.
Het is duidelijk, dat men door het uitwerpen van de log een vast punt in zee zoekt te verkrijgen, — ’t geen echter zelden volkomen gelukt, daar gewoonlijk wind en stroom invloed hebben op de log. Ligt een schip voor anker, dan kan men met de log met vrij groote juistheid de snelheid van den stroom meten. Men heeft velerlei verbeteringen in dit werktuig zoeken aan te brengen. Wij vermelden bijvoorbeeld Massey's patentlog, — den sillometer van Clement, — de log voor stoombooten van Russell, — de regelingslog, — en de grondlog. Meerendeels echter zijn deze te ingewikkeld van zamenstel en te lastig in het gebruik om de eenvoudige log te vervangen.