Schip (Een) is in het algemeen een middel van vervoer te water, voorzien van toestellen tot eigen beweging. Zulk een vervoermiddel moet op het water kunnen drijven en eene gedaante hebben, die de gemakkelijkheid van beweging of de overwinning van allen tegenstand bevordert. Het dient zoodanig ingerigt te wezen, dat men de middelen der voortstuwing — riemen, zeilen, stoomraderen of schroef — er op kan toepassen, en tevens dat men het kan besturen. Men kan zich voorstellen, dat de mensch reeds vroeg behoefte had aan zoodanig vervoermiddel, om eene rivier over te steken, en zich hiertoe bediende van een ruw vlot of van een hollen boom, terwijl de tegenstand van het water hem leidde tot het bezigen van riemen.
De holle boom, kunstmatig nagemaakt, veranderde in eene boot, en toen men opmerkte, dat deze door een fellen wind krachtig werd voortgestuwd, gaf men aan dezen door uitgespannen doek gelegenheid, om ook bij geringere felheid zijn voortstuwend vermogen te doen gelden. Bij de toenemende behoefte, goederen langs de rivier te vervoeren, bouwde men allengs groote vaartuigen, en de ondervinding bragt onderscheidene verbeteringen in den vorm en het tuig van deze. Bepaalde men zich aanvankelijk tot de rivieren, later stevende men ook langs de kust en vooral na de uitvinding van het compas en de ontwikkeling der sterrekundige wetenschap, waagde men het, de kust te verlaten en groote zeeën te beploegen, — ’t geen vooral in onze eeuw veel gemakkelijker werd, toen de toepassing van den stoom als beweegkracht den zoo wisselvalligen wind verving. Zijn de schepen bestemd tot het overbrengen van handelswaren, dan noemt men ze koopvaardijschepen, terwijl er ook gevonden worden, die nagenoeg uitsluitend gebezigd worden tot het vervoer van passagiers. Daarenboven heeft men oorlogschepen, die van geschut en krijgsvolk worden voorzien. Deze laatsten worden bijna allen door stoom bewogen en zijn thans in den regel met ijzeren platen gepanserd, en ook wel met draaibare torens voor het geschut gekroond. De schepen hebben in het algemeen twee of drie masten. Bij de vierkant getuigde hangen vóór de masten horizontale dwarshouten of ra’s, waaraan de zeilen zijn vastgemaakt; voorts voeren zij gaffelzeilen, die de gedaante hebben van een trapezium, en stagzeilen, die den vorm van driehoeken bezitten.
De langscheeps getuigde hebben alleen gaffel- en stagzeilen, en somtijds een enkel vierkant zeil aan den grooten mast. De raschepen kunnen eene groote oppervlakte van doek bijzetten, doch de langscheeps getuigde zeilen scherper bij den wind. De driemastschepen, voor den oorlog bestemd, worden verdeeld in driedekkers of linieschepen van de eerste en tweede klasse, fregatten en korvetten. De . brikken hebben twee vierkant getuigde masten (barkstuig), — de schoonerbrikken een vierkant getuigden voorsten en een langscheepsgetuigden achtersten mast, terwijl de schooners twee langscheeps getuigde masten bezitten. Veelal hebben de kanonneerbooten een schoonerstuig.De groote koopvaardijschepen zijn in het algemeen driemastschepen met barkstuig; slechts de grootste hebben een vol driemasttuig en worden koopvaardijfregatten genoemd. Voorts behooren tot de koopvaardijschepen: barken, brikken, klippers, schooners, koffen, tjalken, smakken, enz. Stoomschepen, voor den handel gebezigd, zijn in den regel van masten en zeilen voorzien. Zie voorts onder Scheepsbouw.