Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Leuven

betekenis & definitie

Leuven, in het Fransch Louvain en in het Duitsch Löwen, eene stad in de Belgische provincie Brabant, aan de Dijle, die een gedeelte der stad bespoelt, en aan een kanaal, hetwelk deze rivier met de Rupel vereenigt en haar in gemeenschap brengt met Mechelen en met de Schelde, heeft omstreeks 2 uren gaans in omvang en is het middelpunt van onderscheidene spoorwegen. De meeste levendigheid vindt men er op de Markt, alwaar men ook de voornaamste gebouwen aantreft, zooals het raadhuis, een der fraaiste monumenten in spitsboogstijl en in 1493 voltooid, en de St. Pieterskerk, gesticht in denzelfden stijl van 1358 tot 1460, met prachtige schilderstukken. Merkwaardig zijn er voorts het gildehuis der brouwers (Maison des brasseurs), benevens de hallen, in 1317 door het weversgild gebouwd, maar in 1679 aan de universiteit afgestaan.

Ook in de andere kerken vindt men er veel belangrijks. Het aantal inwoners bedraagt (1873) ruim 32000. De universiteit, in 1426 door Jan IV, hertog van Brabant gesticht, bezit eene merkwaardige boekerij, een botanischen tuin, eene zaal voor ontleedkunde enz.; zij was in de 16de eeuw eene der voornaamste van Europa en telde toen meer dan 6000 studenten. Nadat zij door keizer Joseph II eenigen tijd geschorst en door Napoleon I opgeheven was, werd zij in 1817 door de Nederlandsche regéring hersteld. Zij telde vóór de revolutie van 1830 niet minder dan 700 studenten, doch dit aantal is daarna spoedig afgenomen. Het met haar verbonden collegium philosophicum, door koning Willem I ten behoeve der vorming van R. Katholieke geestelijken gesticht, was een doorn in het oog der clericalen en moest in 1830 opgeheven worden, omdat de bisschoppen weigerden, kweekelingen van dat collegium in hunne seminaria op te nemen of tot priesters aan te stellen. De Staat gaf in 1834 de universiteit prijs, doch zij werd in het volgende jaar door de geestelijkheid uit eigen middelen weder opgerigt. Zij is derhalve eene vrije universiteit, evenals de Brusselsche, maar wordt gewoonlijk, ter onderscheiding van deze, de R. Katholieke genoemd.

Zij telt omstreeks 50 hoogleeraren en ongeveer 800 studenten. Daarenboven heeft men te Leuven een gymnasium, eene académie voor schoone kunsten met een muséum en onderscheidene andere scholen. — Omstreeks het jaar 942 werd Leuven met Brussel, Vilvoorde, Nijvel enz. onder Lambertus I tot een graafschap verheven. Men omringde in 1165 de stad met muren, en in 1361 werd zij aanmerkelijk vergroot. Hendrik IV, graaf van Leuven, ontving den titel van graaf van Brabant en in 1190 dien van hertog. In den aanvang der 14de eeuw was zij de hoofdstad van het hertogdom Brabant, telde 150000 inwoners en bezat nagenoeg 4000 lakenweverijen.

IJverzuchtig op den adel, kwamen, zooals in andere steden van Vlaanderen, in 1382 de lakenwevers in opstand en wierpen 17 adellijke leden van den raad uit de vensters op de punten der opgestoken lansen. Door hertog Wenzel veroverd, vertrokken vele werklieden uit de geteisterde stad naar Engeland, werwaarts zij hunne nijverheid verplaatsten. Van dien tijd dagteekent het verval van Leuven. Thans heeft men er nog bierbrouwerijen, korenmolens, tabaks- en kantenfabrieken, pottebakkerijen, brandewijnstokerijen en zoutziederijen, terwijl er een aanzienlijke handel in graan gedreven wordt.