Brabant, een landschap in het midden van het Nederlandsch-Belgische laagland, was weleer een Duitsch hertogdom, in 1815 eene provincie van het koningrijk der Nederlanden, en werd bij de stichting van het koningrijk België in 2 deelen gescheiden, namelijk in de Nederlandsche provincie Noord-Brabant en in de Belgische provincie Zuid-Brabant.
Noord-Brabant grenst ten noorden aan Zuid-Holland en Gelderland, ten oosten aan het hertogdom Limburg, ten zuiden mede aan dit hertogdom en aan Belgisch Limburg en Antwerpen, en ten westen aan Zeeland. Zij is de grootste provincie van Nederland en heeft eene oppervlakte van bijna 93½ □ geogr. mijl, bevolkt met ongeveer 425000 inwoners. Zij bestaat uit het voormalig Staats-Brabant, namelijk de stad en meijerij van ’s Hertogenbosch met een gedeelte van de Langstraat, de stad Grave en het land van Cuyk, de stad en baronnie van Breda, de heerlijkheden Steenbergen, Prinsland en Willemstad, en het markgraafschap Bergen op Zoom, — uit het zuidoostelijk gedeelte van de provincie Holland, namelijk de stad en het land van Heusden, het land van Altena, de heerlijkheden Geertruidenberg, Emilia-polder, Zwaluwe, Zevenbergen en Klundert, en het overig gedeelte van de Langstraat, benevens de dorpen Dussen en Werkendam, — uit een klein gedeelte van de voormalige provincie Zeeland (Hinkelenoord en Nieuw-Vosmeer), — uit een paar Geldersche heerlijkheden (Dieden en Oijen), — en uit eenige in 1800 gecedeerde landen (Bokhoven, Megen, Ravestein, Boxmeer , Oeffelt en Gemert).
Men vindt er de Maas, de Merwede, de Biesbosch, de Amer, het Hollandsch Diep, waarover thans eene reusachtige spoorbrug wordt gebouwd en het Volkerak aan de noordelijke grenzen der provincie, en tot de riviertjes, die er den bodem besproeijen, behooren de Aa, de Dommel, de Dieze, de Dintel, de Mark enz. Van de gegravene vaarten noemen wij het Zuid-Willemskanaal en het Kanaal van Eindhoven. Spoorwegen zijn er bereids van Maastricht naar Breda, van Roozendaal naar Bergen op Zoom (en verder naar Vlissingen), van dc Belgische grens over Roozendaal naar Moerdijk van Breda naar Moerdijk, van Tilburg naar Turnhout, van Boxtel over Eindhoven en Helmond naar Venlo, van Boxtel over Eindhoven naar Hasselt en van Boxtel naar ’s Hertogenbosch (en verder naar Utrecht), terwijl die van Boxtel naar Gennep in aanbouw is (1871). Ook zijn er alle aanzienlijke plaatsen door rijks- en provinciale wegen verbonden.
Langs de rivieren vindt men er een zwaren kleigrond, maar elders uitgestrekte zandgronden. Ruim ¼de gedeelte van den bodem is er nog onbebouwd en door heidevelden, moerassen enz. ingenomen. Landbouw, veeteelt en veengraverij bloeijen er, en de fabrieknjjverheid ontwikkelt er zich hier en daar zeer voorspoedig.
De provincie is verdeeld in de arrondissementen ’s Hertogenbosch, Eindhoven en Breda, die te zamen 19 kantons bevatten. De Provinciale Staten tellen er 64 leden, die 5 afgevaardigden naar de Eerste Kamer zenden. De leden der Tweede Kamer worden er gekozen in de kiesdistricten Breda, Tilburg, Eindhoven, Boxmeer en ’s Hertogenbosch.
Men vindt er gymnasiën te ’s Hertogenbosch en Boxmeer, en op 10 andere plaatsen Latijnsche scholen. Te Tilburg is eene hoogere burgerschool met 5-jarigen cursus, te Breda met 4-jarigen cursus: te ’s Hertogenbosch en Helmond heeft men er met 3-jarigen cursus. Voorts vindt men er R. K. seminariën te Haaren met eene onderafdeeling te St. Michielsgestel, en te Hoeven met eene onderafdeeling te Oudenbosch. Te Breda is de Koninklijk Militaire Academie gevestigd, en te ’s Hertogenbosch, waar ook een Provinciaal Genootschap voor kunsten en wetenschappen bestaat, eene Koninklijke school voor nuttige en beeldende kunsten.
Het Hervormd kerkgenootschap telt er, in 4 klassen, 93 gemeenten, — de R. K. kerk heeft er in 2 bisdommen (die van ’s Hertogenbosch en Breda) 245 parochiën, — de Christelijk-Hervormden zijn er verdeeld over 16 gemeenten enz. Het aantal R. Katholieken staat tot dat der Protestanten ongeveer als 369 tot 49. De hoofdstad is ’s Hertogenbosch; aan deze en andere belangrijke plaatsen en gewesten (zooals de Kempen enz.) wijden wjj afzonderlijke artikels.
Zuid-Brabant grenst aan Antwerpen, Limburg, Luik, Namen, Henegouwen en Oost-Vlaanderen en telt op bijna 60 □ geogr. mijlen 862982 inwoners (1 Januarij 1870). Er zijn 339 gemeenten, van welke 10 meer dan 5000 zielen tellen, en ook deze provincie is in 3 arrondissementen verdeeld. In het zuiden en oosten vindt men er eenige heuvelachtige streken; voor ’t overige is er de bodem zeer vruchtbaar, digt bevolkt), door de Dyle, de Senne enz. besproeid en van kanalen en spoorwegen doorsneden. Het klimaat is er gematigd en zeer gezond. Men verbouwt er veel graan, koolzaad, hennep, enz., en de veeteelt is er van groot belang.
De inwoners belijden er bijna alle de R. K. godsdienst en spreken in het noordelijk gedeelte Vlaamsch, in het zuidelijk Waalsch. De fabriek-nijverheid heeft er een aanmerkelijken omvang en strekt zich uit tot het vervaardigen van linnen, katoen, laken, tapijten, hoeden, papier, stijfsel, zeep, spiritus , bier enz. Ook het maken van kant verschaft er arbeid aan velen. De hoofdstad dezer provincie is Brussel (zie voorts onder België).
De Romeinen ten tijde van Caesar vonden in Brabant een gemengd volk van Germanen en Celten, en onder de verschillende stammen wordt vooral die der Menapiërs als magtig en dapper vermeld. Het land werd echter aan Gallia Belgica toegevoegd, en in de 5de eeuw maakten de Franken zich daarvan meester. In den aanvang der 10de eeuw behoorde het tot Lotharingen en dus aan Duitschland. In het begin der volgende eeuw werd het daarvan gescheiden, en keizer Hendrik V beleende daarmede Gottfried den Gebaarde, gesproten uit het geslacht der graven van Leuven en Brussel. Zijne nakomelingen voerden er heerschappij tot in de 14de eeuw en voerden den titel van hertog. Door Johanna, de dochter van hertog Jan III (+ 1355) kwam het hertogdom aan het huis van Bourgondië, zoodat het in 1430 aan Philips de Goede ten deel viel.
Door het huwelijk van Maria van Bourgondië met Maximiliaan verviel het hertogdom aan Oostenrijk, en alzoo aan Karel V en Philips II. Wél kwam Brabant onder de regering van laatstgenoemde in opstand, maar alleen het noordelijk gedeelte werd in 1648 onder den naam van “Generaliteits-landen” aan de Vereenigde Nederlanden toegevoegd, terwijl Zuid-Brabant tot in 1714 aan de heerschappij van het Spaansch-Oostenrijksche huis onderworpen bleef. Daarna kwam het met de overige gewesten van Zuid-Nederland onder den Oostenrijkschen schepter, en keizer Jozef Il had er in lateren tijd niet weinig met de bevolking te strijden. In 1746 werd het door de Franschen veroverd, bij den Vrede van Aken (1748) teruggegeven, in 1794 op nieuw door de Franschen overweldigd en bij den Vrede van Campo Formio (1797) met Frankrijk vereenigd. Ingevolge den Vrede van Parijs en het Congrès te Weenen werd het in 1815 toegevoegd aan het Koningrijk der Nederlanden en vormde de provinciën Noord- en Zuid-Brabant en Antwerpen, terwijl na den Belgischen opstand van 1830 de eerste aan het Koningrijk der Nederlanden en de laatste twee aan dat van België verbleven.