Kanaal noemt men op het gebied der oceanographie eene zee-engte, sond of straat, een gedeelte der zee, hetwelk, aan weêrszijden door land begrensd, 2 groote zeeën met elkander verbindt. Bij uitnemendheid geeft men den naam van het Kanaal aan de zeeengte, die, tusschen Engeland en Frankrijk gelegen, de Noordzee met den Atlantischen Oceaan vereenigt. Het beslaat eene oppervlakte van 1400 □ geogr. mijl, bezit tusschen het Fransche eiland Ouessant en de Britsche kaap Landsend een mond ter breedte van 27 geogr. mijl, waarna het zich tusschen Dover en Calais tot op eene breedte van slechts 5 geogr. mijl vernaauwt. Zijne lengte bedraagt voorts 75, zijne aanzienlijkste breedte 35 geogr. mijl.
Deze laatste bevindt zich tusschen den mond der Exe in Engeland en de reede van Cancale in Frankrijk. Aan de Fransche zijde vormt het kanaal 3 merkwaardige inhammen of boezems, namelijk tusschen kaap Grisnez en kaap Antifer aan den mond der Somme, — tusschen laatstgenoemde kaap en den Ras de Gatteville aan den mond der Seine, — en de Baai van St. Malo, waarin de Normandische eilanden, welke aan Engeland toebehooren, gelegen zijn. Ook aan de Engelsche zijde vormt zij onderscheidene baaijen. De kust is op de oevers der beide rijken zeer verschillend. Op het vasteland is de kust van Bretagne aanvankelijk steil- en rotsachtig, maar met een zandgrond omzoomd. Verder oostwaarts tot aan de reede van Cancale heeft men groote zandvlakten en vruchtbare groenlanden. Vanhier af begint de kust te rijzen, is gedeeltelijk met duinen bezet of heeft er steile wanden (falaises) ter hoogte van 50 Ned. el van kiezel-, kalk- en mergelbanken.
Langs de baai der Seine verheffen zich de Calvados, eene reeks van rotsgevaarten, die zich over een afstand van eenige geogr. mijlen uitstrekken. Ten oosten van Dieppe loopt de kust noordwaarts naar de zijde van Calais, waar zich, evenals in Engeland, krijtbergen verheffen, die de kapen Grisnez en Blancnez vormen. De geheele Fransche kust heeft echter geene enkele goede, door de natuur gevormde haven. Daarentegen heeft men aan de Engelsche zijde een steil, rotsachtig strand met talrijke insnijdingen en riviermonden, welke uitstekende havens aanbieden, die door landtongen en kapen beveiligd zijn tegen de stroomen en noordwestelijke stormen. Het Kanaal heeft de geringste diepte tusschen Calais en Dover, waar zij op de diepste plaats slechts 26 vadem bedraagt.
Merkwaardig is het, dat de vloed er tegelijk van beide zijden binnen dringt, zoodat hij er eene aanzienlijke hoogte bereikt, namelijk bij Calais nagenoeg 6 Ned. el. Bij St. Malo verheft zich het water bij springvloed zelfs tot eene hoogte van bijna 16 Ned. el. De scheepvaart op het Kanaal is ongemeen druk, en bij het toenemend verkeer tusschen Engeland en Frankrijk heeft men in den laatsten tijd het plan gevormd om die beide landen, onder het Kanaal heen, door een tunnel te verbinden.
In het binnenland is een kanaal een gegraven vaarwater, meestal dienende tot bevordering der scheepvaart. Het verbindt doorgaans rivieren, steden en dorpen. Waar zich veengronden bevinden, graaft men kanalen tot afleiding van het water en tot afvoer van turf, terwijl zij later wederom dienen om meststoffen naar de afgegraven landen te brengen, landbouwproducten vandaar naar de marktplaatsen te voeren en het handelsverkeer te bevorderen. Honderd paarden kunnen per as niet zooveel voorttrekken als één paard per trekschuit of praam, en schoon de aanleg van spoorwegen de behoefte aan kanalen minder doet gevoelen, blijft deze waterweg nog altijd de goedkoopste.
De breedte en diepte van een kanaal dient evenredig te zijn aan het charter der schepen, die er gebruik van moeten maken. Is voorts, gelijk doorgaans, het terrein ongelijk van hoogte, dan voorziet men het kanaal van schutsluizen, waarachter het water tot eene bepaalde hoogte wordt opgehouden. Het bouwen van kanalen met de hiermede verbondene sluizen, bruggen enz. vormt een hoogst belangrijk gedeelte der waterbouwkunst. Waar een kanaal in verband staat met de zee, wordt het van zeesluizen met vloeddeuren voorzien, — waar het op hooge gronden gebrek heeft aan water, zorgt men door een kunstmatigen wateraanvoer (door een stoomgemaal) voor genoegzame diepte.
In ouden tijd werden de kanalen bepaaldelijk gegraven tot besproeijing der landen. Langs kanalen bragt men in Egypte het vruchtbaarmakend Nijlwater naar dorre streken. Hetzelfde doel beoogt men ook nu nog met sommige kanalen in Lombardije. In China heeft men er reeds sedert overouden tijd. In Europa bestonden in Italië sedert de llde eeuw kanalen ter bevordering van den handel, — in Duitschland sedert de 14de eeuw. In ons Vaderland, waar de grond zeer geschikt is voor den aanleg van kanalen, bestaan er sedert eene reeks van eeuwen en ook in de tegenwoordige zijn er nog belangrijke gegraven, zooals het Noord-Hollandsche kanaal, de Noord-Willemsvaart, de Zuid-Willemvaart, het Frederikskanaal, de Dedemsvaart, het Oranjekanaal enz. In Holstein heeft men een verbindingskanaal tusschen de Noord- en Oostzee ter lengte van 43/4 geogr. mijl; het is in 1777—1784 gegraven, 30 Ned. el breed, 3 Ned. el diep en van 6 sluizen voorzien. Pruissen bezit een stelsel van kanalen, waardoor de Weichsel en de Elbe met de Oder en de Pregel met de Memel verbonden zijn.
Het belangrijkste kanaal van Duitschland is echter het Ludwigskanaal. Ook Rusland bezit onderscheidene kanalen, zooals het Beresina-, Oginski- en Koningskanaal, die de Oostzee in verband brengen met de Zwarte Zee, — voorts andere, die eerstgenoemde zee vereenigen met de Caspische zee. In Spanje verbindt het Keizerskanaal Saragossa met Tudela; — in Zweden heeft men het Trolhättakanaal, in Egypte het hoogst merkwaardige kanaal van Suez, hetwelk gelegenheid geeft om uit de Middellandsche zee de Roode zee te bereiken. Het belangrijkste kanaal in Frankrijk is het Canal du Midi of Canal de Languedoc, hetwelk een waterweg vormt van de Middellandsche Zee naar den Atlantischen Oceaan; het is in 1666—1681 gegraven, 45 Fransche mijlen lang, 20 Ned. el breed en 2 Ned. el diep. In Engeland vindt men het Bridgewaterkanaal en het hoogst merkwaardige Caledonische kanaal, terwijl men ook in de Nieuwe Wereld de groote rivieren door middel van kanalen in onderlinge gemeenschap zoekt te brengen.