Leesteekens zijn figuren, welke gedeeltelijk dienen tot het scheiden, verdeelen en afsluiten van volzinnen, gedeeltelijk om eene vraag of eene verwondering aan te duiden. Tot de eerste behooren de comma en het punt, met hunne zamenstellingen, namelijk het dubbel-punt en het comma-punt. Het punt of het sluitteeken (.) wordt gebezigd aan het einde van een volzin, — de comma (,) ter aanduiding van de tusschenzinnen, waarin de volzin verdeeld is. Het dubbel-punt (:) wordt geplaatst, waar twee opvolgende volzinnen op het naauwst met elkander verbonden zijn, zoodat ieder van deze, schoon eene volledige omstandigheid uitdrukkende, niet goed zonder de andere kan begrepen worden.
Zijn twee opvolgende volzinnen wat minder noodig voor elkanders begrip, dan gebruikt men het comma-punt (;), dat ook wel eens vervangen wordt door eene minder sterke comma met een beletselteeken (, —). Het vraag- en uitroepingsteeken (? en !) wordt achter den vragenden of verwondering-aanwijzenden volzin geplaatst. Niet ondoelmatig is het, dat de Spanjaarden het vraagteeken vóór en achter den vragenden volzin plaatsen. Andere leesteekens zijn: het afkappingsteeken (’), dat meer en meer gebezigd wordt, — het deelteeken ("), dat men boven klinkers plaatst, om den aanvang van eene nieuwe lettergreep aan te duiden, — het zamentrekkingsteeken ( ˆ ), bij uitlating van letters gebezigd en te plaatsen op de letter, welke op de uitgelatene volgt, — het klemtoonteeken ('), veelal ter onderscheiding gebruikt, zooals in vóór (aanwijzing van tijd), — het beletselteeken (— of….), — en het tusschenzinteeken (). De paragraafteekens (§) en de aanhalingsteekens („ ”) verdienen eer den naam van schrijfdan van leesteekens. Het juiste plaatsen der leesteekens (de interpunctie) is onmisbaar, wanneer men zijne denkbeelden duidelijk wil mededeelen, en verdient alzoo voor ieder beschaafd mensch eene gezette beoefening.