Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Lalaing

betekenis & definitie

Lailing is de naam van een der oudste en aanzienlijkste geslachten uit Henegouwen en reeds in de 13de eeuw bekend. Tot de merkwaardigste leden behooren:

Willem de Lalaing, heer van Bonguicourt. Hij werd geboren in 1391 en was stadhouder van Holland. Aanvankelijk behoorde hij tot de Kabeljaauwsche partij, doch later tot de Hoeksche. Reinoud van Brederode, het hoofd van laatsgenoemde en met eene dochter van Lalaing gehuwd, wist te bewerken, dat zijne vrienden in sommige steden het bewind in handen kregen. Hierdoor ontstond oproer, zoodat Lalaing zijne betrekking verloor en de wijk nam naar Vlaanderen, waar hij in 1475 overleed.

Jacques de Lalaing, heer van Bonguicourt en bijgenaamd le bon chevalier. Hij werd geboren in 1421 op het kasteel Lalaing en muntte uit door ridderlijke eigenschappen en vooral door hoffelijkheid (courtoisie). Als schildknaap van den hertog van Cleef kwam hij aan het hof van den hertog van Bourgondië. Hij nam deel aan talrijke steekspelen, niet alleen in ons Vaderland, maar ook in Spanje, Portugal, Engeland en elders, zag zich benoemd tot ridder van het Gulden Vlies, onderscheidde zich in den oorlog tegen de oproerige Gentenaren en bij Oudenaarden, en sneuvelde in 1454 bij de belegering van het kasteel Poucques. Hij heeft de gebeurtenissen van zijn tijd en zijne eigene daden in het Fransch te boek gesteld.

Simon de Lalaing, ridder van het Gulden Vlies, heer van Montigny en Santes, geheimraad van Philips de Goede, kapitein van de stad en van het kasteel van Oudenaarden. Toen hij in 1492 deze stad tegen de Gentenaars verdedigde, joeg hij de belegeraars op de vlugt en maakte zich van hunne krijgsbehoeften meester. De vijanden wisten brieven in de stad te werpen, waarin Lalaing als een verrader werd voorgesteld. De regéring en het volk kenden hem echter te goed om zich daardoor te laten misleiden. Vreeselijker echter was eene andere beproeving: twee zijner kinderen, beiden nog zeer jong, waren in handen gevallen der belegeraars, en deze bedreigden die onnoozelen met het opgeheven zwaard, hem toeroepende, dat hij de stad moest overgeven, indien het leven zijner kinderen hem dierbaar was. Lalaing echter deed het vuur verdubbelen en bragt zijne kinderen ten offer aan zijn krijgsmanspligt. Hij overleed den 15den Maart 1476.

Joost de Lalaing, graaf van Hoogstraten, heer van Montigny en vermaagschapt met het geslacht der Brederode's. Hij werd in 1450 stadhouder van Holland in plaats van Wolferd van Borselen en was een voorstander der Hoeksche partij. Hij nam Hoorn stormenderhand in, zag zich in 1478 versierd met het Gulden Vlies, en sneuvelde in 1483 bij het belegeren van Utrecht.

Karel, graaf de Lalaing, baron van Escornaix, heer van Bracle en St. Aubin, oudste zoon van den stadhouder Joost de Lalaing. Hij was achtervolgens bij Maximiliaan, Karel V en Philips II als raad en kamerheer in dienst en ontving in 1505 te Middelburg de orde van het Gulden Vlies. Hij overleed op het kasteel van Oudenaarden den I7den Julij 1525.

Anthonie de Lalaing, graaf van Hoogstraten, heer van Montigny en ridder van het Gulden Vlies. Hij was een zoon van Joost de Lalaing en werd geboren in 1480. In 1501 kwam hij aan het Hof van Philips de Schoone en deed eene reis naar Spanje, waarvan hij een belangrijk dagboek schreef. Na zijn terugkeer in het Vaderland nam hij deel aan den oorlog tegen de Gelderschen (1507) en werd in 1509 kapitein te Muiden en baljuw van het Gooiland. Hij bezat eene uitgebreide kennis en groote schranderheid en genoot de gunst van Karel V, die hem met onderscheidene gewigtige zendingen belastte en tot stadhouder van Holland, Zeeland, Friesland en Utrecht verhief.

Hij verzuimde niets om het Keizerlijk gezag te bevestigen en was tevens zeer gehecht aan de R. Katholieke Godsdienst, zoodat hij in 1517 de broederschap van het H. Sacrament te Culemborg stichtte. Voorts deed hij met zijne gemalin aldaar het Anthoni’s- en Elisabeth’s-gasthuis verrijzen en een kasteel en eene kerk te Hoogstraten bouwen. Karel V verhief laatstgenoemde heerlijkheid tot een graafschap. Hij overleed den 2den April 1540, en zijn stoffelijk overschot werd te Hoogstraten, doch zijn hart te Culemborg bijgezet.

Anthonis de Lalaing, graaf van Hoogstraten en ridder van het Gulden Vlies. Hij was een zoon van Philips de Lalaing, stadhouder van Gelderland, en van Anna, gravin van Rennenberg. Aanvankelijk genoot hij de gunst van Philips II, doch later verbond hij zich met prins Willem van Oranje, de graven van Egmond en Hoorne enz. tegen de heerschappij van Granvelle. Niettemin werd hij door den Koning van Spanje als gezant afgevaardigd naar het Keizerlijk Hof. Sommigen meenen, dat hij deel had aan het opstellen van het smeekschrift der Edelen, — ja dat zulks op zijn kasteel Hoogstraten zou geschied wezen, hetwelk echter door hem is ontkend. Ook wordt zijne handteekening onder dat smeekschrift niet gevonden.

Nadat dit laatste was overgereikt, zond de Landvoogdes hem naar de edelen om hun de voorgenomene verzachting der plakkaten mede te deelen. Voorts werd hij stedehouder van den Prins te Antwerpen en verleende hem hulp bij het dempen der volksbewegingen aldaar in 1567. In dat jaar weigerde hij een eed, door de Landvoogdes gevorderd, en verliet het land bij de komst van Alva. Laatstgenoemde poogde hem naar Brussel te lokken, en reeds was hij derwaarts op weg, toen hij, bij het vernemen der gevangenschap van Egmond en Hoorne, ijlings terugkeerde. Daar hij op Alva's indaging niet verscheen, werd hij met verbeurdverklaring zijner goederen gebannen. Nu stond hij den prins van Oranje ter zijde, trok met hem over de Maas en sneuvelde in eene schermutseling, bij zijne gemalin Anna de Montmorency, zuster van den graaf van Hoorne en van Floris de Montmorency, baron van Montigny (zie aldaar), 2 kinderen nalatende.

Emanuël de Lalaing, eigenlijk Emanuël Philibert, baron van Montigny, markies van Renty, vicomte van Bourbourg, heer van Condé en Leuze, grootbaljuw van Henegouwen, admiraal van Vlaanderen en ridder van het Gulden Vlies. Hij werd geboren in 1537 en was een zoon van Karel II, graaf de Lalaing, en van Maria de Montmorency. Van wege de Algemeene Staten voerde hij bevel over een regiment voetvolk en streed den 31sten Januarij1578 te Gemblours aan het hoofd der voorhoede. De buitensporigheden der Gentenaren onder Hembyze en Ryhove wekten zoozeer zijne verontwaardiging, dat hij met anderen afvallig werd van de Staten. Hij was in April 1579 een der onderhandelaars, die met de gezanten van Philips II te Mont St.-Eloi vergaderden om eene verbindtenis te sluiten.

Later maakte hij zich meester van Condé, betoonde onder den prins van Parma groote dapperheid bij de belegering van Doornik en bewees hem belangrijke diensten. Ook behoorde hij tot de veroveraars van Bouchain en onderscheidde zich bij het innemen van Duinkerken (1583), alwaar hij zich van de sluizen meester maakte en alzoo aan de belegerden hunne beste verdedigingswerken ontrukte. Bij de belegering van Sluis werd hij door een musketkogel in den arm gewond en verloor er zijn eenigen zoon. Hij zelf overleed te Bergen in Henegouwen den 27sten December 1590 en werd begraven te Condé.

George de Lalaing, heer van Ville, daarna graaf van Rennenberg en vooral onder dezen naam in onze geschiedenis bekend, tweede zoon van Philips de Lalaing en van Anna gravin van Rennenberg. Toen Groningen, Friesland en Overijssel in 1576 tot de Algemeene Staten waren toegetreden, zag hij zich aldaar, in plaats van Billy, tot stadhouder benoemd. Aanvankelijk gedroeg hij zich met groote wijsheid, daar hij de vrijheid en de welvaart der ingezetenen bevorderde. Ook was hij een van de afgevaardigden der Staten-Generaal naar den vredehandel te Keulen (10 Januarij 1579), terwijl hij op het sluiten der Unie van Utrecht aandrong. Doch toen in de Zuidelijke Gewesten bijna allen zich met den Koning verzoenden en al zijne bloedverwanten de zijde der Staten verlieten, wankelde ook de trouw van Rennenberg, en hij verried de belangen des lands door de verrassing van Groningen. Hij werd vooral tot die afvalligheid aangespoord door eene overeenkomst met den Koning, volgens welke hij in het bewind over Friesland, Groningen, Overijssel en Drenthe bevestigd, — zijne heerlijkheid Ville tot een markiezaat verheven, — hij zelf eerlang tot ridder van het Gulden Vlies benoemd, — hem van wege den prins van Parma 2 regimenten toevertrouwd, — en hem aanstonds 20000 gouden kroonen uitbetaald zouden worden, — voorts dat de drossaarts van Harlingen, Stavoren en Leeuwarden, nadat zij trouw hadden gezworen aan den Koning, ieder 1200 gulden pensioen zouden hebben en onder de grietmannen worden opgenomen, — dat eindelijk ook nog aan andere personen pensioenen en waarborgen voor verlies zouden worden vergund.

Deze overeenkomst, gevolgd door zijn verraad, ontroofde hem de achting der vrijheidlievende Nederlanders. Voor ’t overige wordt hij zeer geroemd als een uitstekend en dapper edelman, die zich tevens door geleerdheid onderscheidde. Volgens Hooft had hij later bitter berouw over zijne trouweloosheid. Schoon hij zich ten behoeve des Konings meester gemaakt had van Groningen, gelukte het hem niet, de Ommelanden aan de Spaansche heerschappij te onderwerpen. Nadat hij voorts Hohenlo bij de Bourtange geslagen en Koeverden en Oldenzaal ingenomen had, sloeg hij het beleg voor Steenwijk, hetwelk door Johan van den Cornput zoo dapper verdedigd werd, dat hij onverrigter zake moest aftrekken. Ook na dien tijd had hij gedurig met tegenspoed te worstelen, en overleed den 23sten Julij 1581.

Philips, graaf de Lalaing, baron van Escornaix en heer van Waurin. Hij was een zoon van Karel II, graaf de Lalaing, en bekleedde vele aanzienlijke waardigheden. Hij was senechal van Vlaanderen, groot-baljuw van Henegouwen en bevelhebber van Valenciennes. In 1576 werd hij luitenant-generaal van het leger der Algemeene Staten onder den hertog van Aerschot en had in die betrekking eene lijfwacht van 50 ruiters. In het volgende jaar voerde hij bevel over het voetvolk, trad als afgevaardigde der Staten in onderhandeling met den hertog van Anjou en behoorde tot de eerste ontwerpers der Unie van Brussel. Toch liet hij zich door zijn halfbroeder Emanuël de Lalaing, heer van Montigny, overhalen om zich met den Koning te verzoenen. Hij vroeg aan de Staten — doch te vergeefs — het bevel over Bouchain en werd in 1579 afvallig, zag zich benoemd tot lid van den Raad van State te Brussel, veroverde Landrecies met list, en overleed in 1582, naar men zegt door een hoefslag van zijn paard getroffen.

Maximiliaan Joseph de Lalaing, vicomte van Oudenaarden en heer van Santberghe. Hij werd in 1707 lid van den Brabantschen adel met den titel van graaf van Thildonck, in 1711 gedeputeerde van den adel, en in 1718 gouverneur van Lier. Keizer Karel VI verhief hem in 1719 tot graaf. Voorts was hij generaal-majoor in dienst des Keizers, superintendant der Vlaamsche gendarmerie, raadsheer van Staat in de Oostenrijksche Nederlanden en generaal der artillerie. Hij overleed te Brussel den 19den April 1756.

< >