Henegouwen, in het Latijn Hannonia, in het Fransch Hainaut, het vaderland der oude Nerviërs, was weleer een graafschap, hetwelk een gedeelte van het tegenwoordige België en Frankrijk omvatte. Reeds in de 9de eeuw bevond het zich onder de heerschappij van een grafelijk geslacht, welks stamvader, Giselbert van Mansuarië, de schoonzoon van keizer Lotharius was. Deze stam verdeelde zich na den dood van diens zoon Reinier de Langhals (✝ 916) in 3 takken, namelijk de hertogen van Neder-Lotharing en, de graven van Leuven en de graven van Henegouwen. Na het uitsterven van de beide eerste werd Reinier III van Henegouwen (✝ 960) de stamvader eener nieuwe Leuvensche lijn, terwijl hij het geslacht der graven van Henegouwen voortzette.
Eene erfdochter van dit geslacht, Richilde genaamd (✝ 1086), bragt het graafschap ten huwelijk aan Boudewijn VI, graaf van Vlaanderen, die zich in Henegouwen Boudewijn I noemde. Zijn zoon Boudewijn II moest Vlaanderen afstaan aan zijn oom Robert de Fries, en overleed in 1098 in Palaestina. Op hem volgden Boudewijn III (✝ 1120) en Boudewijn IV (✝ 1170). Zijn zoon en opvolger Boudewijn V vereenigde door zijn huwelijk met Margaretha van den Elzas (1191) de graafschappen Vlaanderen en Henegouwen. Boudewijn VI (van Vlaanderen IX), een telg van dezen echt, werd in 1204 de eerste Latijnsche keizer te Constantinopel en schonk zijne erfgoederen aan zijne oudste dochter Johanna, wier heldhaftige gemaal, prins Ferdinand van Portugal, den slag bij Bouvines verloor. Op Johanna volgde in 1244 hare zuster Margaretha, eerst gehuwd met Bosschaart van Avesnes, daarna met Gwyde van Dampierre. In 1246 werd Henegouwen aan de kinderen uit het eerste, en Vlaanderen aan die uit het tweede huwelijk toegewezen, en in 1272 aanvaardde Jan II van Avesnes, een kleinzoon van Margaretha, na velerlei oneenigheid tusschen deze en hare zonen, de regéring van Henegouwen, hoewel de spanning tusschen de beide lijnen ook toen nog niet ophield. Aan Jan II was in 1299 door zijn huwelijk ook Holland en Zeeland ten deel gevallen, maar nog lang moest hij daarover strijd voeren met Vlaanderen.
Hoewel zijne bondgenooten, de Franschen, in 1302 bij Kortrijk in den vermaarden Sporenslag eene geduchte nederlaag leden, wist zijn zoon Willem I het gezag in Henegouwen te handhaven. Het tijdperk zijner regéring (1304— 1337) is de gouden eeuw van dat gewest. Willem II sneuvelde in 1355 in den oorlog tegen de Friezen, en hij werd opgevolgd door zijne oudere zuster Margaretha, die Holland en Zeeland als huwelijksgift medebragt aan haren gemaal keizer Lodewijk V, — alzoo aan het Huis van Beijeren. Na deze Vorstin voerden hare zonen heerschappij in Henegouwen, namelijk Willem III, onder wiens bestuur de Hoeksche en Kabeljaauwsche twisten een aanvang namen, terwijl hij zelf in 1359 tot krankzinnigheid verviel, en Albrecht, overleden in 1404. Willem IV, een zoon van Albrecht en een broeder van Jan van Beijeren, den strijdhaftigen bisschop van Luik, regeerde van 1404 tot 1417, en na hem de even ligtzinnige als koene Jacoba van Beijeren (zie aldaar), die na vele wederwaardigheden, tegelijk met hare overige landen, ook Henegouwen m 1433 afstond aan het Huis van Bourgondië. Op deze wijze verviel dit graafschap met de overige Bourgondische bezittingen in 1477 aan het Huis Habsburg, hetwelk het, van 1566 tot 1713 aan de Spaansche, daarna aan de Oostenrijksche lijn behoorend, tot aan de groote Fransche Omwenteling behield. Inmiddels echter was sedert den Vrede der Pyreneën (1649) het zuidelijk gedeelte met de hoofdstad Valenciennes aan Frankrijk toegevoegd, waar het ook thans nog een gedeelte uitmaakt van het Departement du Nord. Het overige vormde in 1815 met het Waalsche landschap Tournaisis (Doornik), met het Namensche district Charleroi en eenige stukken van Brabant en Luik, te voren met Henegouwen het Fransche departement Jemappes uitmakende, eene Nederlandsche en in 1830 de hedendaagsche Belgische provincie Henegouwen, die thans op ruim 67½ geogr. mijl omstreeks 901000 inwoners telt en Bergen (Mons) tot hoofdstad heeft.