Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Laken

betekenis & definitie

Laken is een glad of effen wollen weefsel, hetwelk zijne eigenaardige viltachtige dekking door volling verkrijgt. Het wordt dus op dergelijke wijze geweven als de overige effen stoffen. In den regel moeten ketting en inslag van een stuk laken even fijn wezen; dikwijls echter neemt men de ketting iets fijner. De inslagdraden komen meer opeengedrongen te liggen dan de kettingdraden, zoodat het weefsel voor 3/5de uit kettinggaren bestaat.

Voor de ketting bezigt men voor smalle lakens 1400 tot 2200 en voor breede 2400 tot 4800 draden. Het inslaggaren wordt op schietspoelen gespoeld en nat geweven. Men noemt de breedte van het laken gewoonlijk naar het aantal kwarten (vierdedeelen der oude el), waarbij de zelfkanten niet gerekend worden. Wegens het aanmerkelijk inkrimpen bij de volling moet het veel breeder geweven worden dan men het later verkoopt. Zoo heeft 3/4de laken op het getouw eene breedte van 17/4deEen werkman weeft in een dag van 2 tot 4 Ned. el. Men heeft echter ook machinale weefgetouwen voor laken.

Het tot laken bestemd weefsel draagt, van het getouw komende, den naam van ruw-doek.

Bij dit laatste liggen de ketting en inslagdraden nog ongedekt; zijne kleur is vuil-wit wegens het vet van de wol en het lijmen van de ketting. De eerste behandeling, waaraan het ruw-doek onderworpen wordt, is het noppen, namelijk het verwijderen van alle vreemdsoortige zelfstandigheden, zooals stroo- en houtsplinters, voorts van de draadeindjes en knoopen, terwijl tevens de gaatjes en ijle plekken door het verschuiven der draden worden verbeterd. Dit geschiedt door nopsters, die met een puntig veer-tangetje gewapend zijn, daar nopmachines nog weinig in gebruik zijn. Daarop volgt het uitwasschen in een waschtoestel, waardooor alle onreinheden uit het ruw-doek worden verwijderd. Die waschtoestel bestaat gewoonlijk uit 2 gegroefde cilinders, die op elkander rusten, zoodat de bovenste meeloopt, wanneer de onderste in beweging wordt gebragt. Het ruw-doek, doortrokken van een mengsel van verrotte urine, zeep en water, gaat tusschen die cilinders door totdat het schoon is. Daarna wordt het ruw-doek nogmaals genopt en vervolgens gevold. Met het vollen bewerkt men eene vervilting van de wolharen op de beide oppervlakten, waarbij de lengte en breedte verminderd en de digtheid in dezelfde verhouding vermeerderd wordt.

De vermindering bedraagt in de lengte 25 tot 36% en in de breedte 45 tot 52%. Het vollen geschiedt in volmolens, welke bestaan uit een ijzeren, met hout bekleeden bak of trog, waarin hamers of stampers op het daarin aanwezige ruwdoek nederdalen. Hierbij ontstaat reeds warmte, doch men geeft daaraan den naam van koude volling. Leidt men tevens heet water of stoom derwaarts, dan noemt men haar warme volling. De eerste is verreweg de beste, doch de laatste loopt veel spoediger af. In den volmolen wordt het ruw-doek bevochtigd met water, vermengd met vollers-aarde, schoon ook wel met zeep, boomolie enz. Intusschen bestaan de volmolens weleens uit houten cylinders.

Na de volling heeft het ruw-doek een viltachtig voorkomen verkregen en is hierdoor in laken veranderd. Dit wordt nu gewasschen, om de urine, zeep, vollers-aarde enz. te verwijderen, daarna ter drooging uitgespannen en tot eene gelijkmatige lengte en breedte uitgerekt. De bewerkingen, welke nu volgen, dienen alleen om het uitwendig voorkomen van het laken te verfraaijen (afreeding, opmaking, appretuur). Hiertoe behooren het rouwen en scheren. Het eerste heeft ten doel, de wolhaartjes allen in dezelfde rigting te brengen, — en het tweede, die wolhaartjes op gelijke en geringe lengte af te snijden.

Het rouwen geschiedt met de weverskaarde of den kaarde-distel (Dipsacus fullonum), welke door arbeiders over de lengte van het laken worden gestreken, terwijl men hiertoe ook machines bezigt. Hetzelfde geldt van het scheren; ook dit geschiedt uit de hand met lakenscharen, welke op schapenscharen gelijken, op een scheertafel door droogscheerders, — of ook door middel van werktuigen. Voorts wordt het doek nogmaals genopt. Dan volgt het decatiséren, dat is men stelt het laken bloot aan stoom, om het een duurzamen gloed te geven, — vervolgens wordt het geborsteld (geschuijerd) door middel van borstelmachines, en eindelijk geperst, waartoe men zich van eene zware schroefpers met ijzeren spil of van de hydraulische pers bedient.

Men geeft aan het laken de verlangde kleur door de wol te verwen (in de wol geverwd), — door het verwen van het gewasschen ruwdoek (vóór de volling), — en door het verwen van het laken na de volling en het tweede uitwasschen, en zelfs na het scheren. De eerste handelwijze is verreweg de beste.

Laken wordt vooral gebruikt tot het vervaardigen van kleedingstukken voor mannen, — voorts tot het bekleeden van rijtuigen enz. — Men geeft den naam van laken ook aan stukken linnen of katoen, welke op de eettafel, of ook op het bed en onder het dek worden gelegd.