Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Weefsel

betekenis & definitie

Weefsel noemt men op ontleedkundig gebied een zamenstel van één of meer vormen van cellen, die, onderling op verschillende wijzen verbonden en min of meer gelijkmatig over het geheel verdeeld, daarvan den eigenaardigen vorm bepalen. De leer van dit zamenstel draagt den naam van weefselleer (histologia) en ook wel van microscopische anatomie, daar zij zich met de waarneming van de fijnste vormbestanddeelen van planten en dieren bezig houdt. De grondslagen van die leer werden inzonderheid gelegd door Bichat in zijne „Anatomie générale (1801)”.

Men heeft enkelvoudige weefsels, zooals: het opperhuidweefsel, het kraakbeenweefsel, het bindweefsel en het veerkrachtig weefsel, en zamengestelde, wanneer twee of meer van deze verbonden zijn, zooals: het beenweefsel, het spierweefsel, het zenuwweefsel, het klierweefsel enz. De voornaamste plantenweefsels zijn: het parenchym, de vaten, de vaatbundels, het hout- en het bastweefsel, de melksapvaten en het opperhuidweefsel.