Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Kasten

betekenis & definitie

Kasten noemt men afzonderlijke, erfelijke standen, zoodat de leden wegens hunne geboorte tot eene bepaalde kaste behooren en alleen door eene bepaalde verordening daaruit verwijderd kunnen worden. De naam is afkomstig van het Portugésche woord casta (geslacht), waarmede de Portugésche veroveraars van Indië de standen, waarin de inboorlingen verdeeld waren, hebben aangeduid. Men gebruikt dat woord ook wel van bepaalde standen in Europa, hoewel deze de eigenlijke kenmerken eener kaste — ontoegankelijkheid voor anderen en onvermengd bloed — ten eenemale missen. Intusschen spreekt men ook veel van kastengeest om de beginselen en gezindheden aan te duiden, welke aan dezen of genen stand eigen zijn.

De verdeeling in kasten behoort tot de oudste feiten der geschiedenis. Men vindt er bij de Perzen vier vóór den tijd van Zoroaster, namelijk die der priesters, krijgslieden, landbouwers en handwerkslieden. Nergens evenwel werd het verschil van kasten zoo naauwgezet gehandhaafd als in Egypte en in Indië. De Hindoe’s, voor zoover zij volgelingen zijn van Brahma, vervallen volgens het wetboek van Manoe in 4 kasten, namelijk: De Brahmana’s of priesters,— de Kshatryia's of krijgslieden, — de Vaisya’s of landbouwers, — en de Soedra’s of dienstbaren. Reeds sedert eeuwen vormen de Soedra's verreweg het grootste gedeelte van het Indische volk; zij zijn wederom verdeeld in omstreeks 130 groepen, zooals visschers, herders, baardscheerders enz., die in bepaalde rangorde op elkander volgen. Daarenboven heeft men in Indië nog belangrijke gedeelten van het volk, die tot geenerlei kaste behooren (outcasts), zooals de Paria’s, de Tsjandala’s enz.