Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Hoeve

betekenis & definitie

Hoeve (Eene), in het Oud-Hoogduitsch huoba en sedert de 5de eeuw in het Latijn mansus, was in de middeneeuwen bij de Duitschers en Nederlanders eigenljik dat gedeelte van het gezamenlijk landbezit, hetwelk aan elk stamhoofd ter bebouwing werd aangewezen. De hoeve is dus eigenlijk de grondslag van het grondbezit. Gewoonlijk bevatte eene hoeve zooveel land, als door het gezin behoorlijk bewerkt kon worden, gemiddeld een 30-tal Ned. bunders. In onzen tijd geeft men in het algemeen aan eene boerderij den naam van hoeve, terwijl zijn bezitter wel eens dien van hoevenaar draagt.