Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Heiden

betekenis & definitie

Heiden (Van) is de naam van een Nederlandsch grafelijk geslacht.

Daartoe behoorde: Lodewijk Sigismund Vincent Gustaaf, graaf van Heiden, geboren te Zuidlaren den 6den September 1773. Hij was de tweede zoon van Sigismund Pieter Alexander, heer van Reinestein en Laarwoud, en van Maria Frederika, baronnesse van Reede van Amerongen. Op 9jarigen leeftpd trad hij onder de leiding van van Kinsbergen in dienst der Nederlandsche marine, werd in 1789 luitenant, vergezelde in 1795 Willem V naar Engeland en werd bij zijne terugkomst te ’s Hage in hechtenis genomen, doch kort daarna weder op vrije voeten gesteld. Vervolgens trad hij in Russische zeedienst en bevond zich in 1803 als kapitein-luitenant op de vloot in de Zwarte Zee, zag zich in dat jaar nog benoemd tot kapitein en was tot 1808 werkzaam bij het korps kadets der marine en bij het collegie der admiraliteit. In den oorlog tegen Zweden was hij bevelhebber over een smaldeel fregatten, en in 1808, na zijne promotie tot kapitein 1ste klasse, over eene afdeeling der vloot. In een drietal zeegevechten onderscheidde hij zich zoodanig, dat hij met de Wladimirsorde en met de orde van St. Anna versierd werd. In 1809 ontving hij het opperbestuur over de vloot in Nieuw-Finland, en in 1813 den last, om naar Dantzig te stevenen het beleg dier stad te bevorderen.

Ook hierbij schitterden zijne bekwaamheid en zijn moed, zoodat de Keizer hem den rang verleende van kapitein-kommodore en hem een gouden eeredegen schonk. In 1815 zag hij zich benoemd tot gouverneur van Sweaborg en opperbevelhebber der zeemagt in Finland, en 2 jaren later tot schout-bij-nacht, terwijl hij voorts het grootkruis der St. Anna-orde ontving. Vooral ook onderscheidde hij zich door beleid en moed in den zeeslag van Navarino (8 October 1826), zoodat hem het grootkruis der Bath-orde van Engeland, van den Heiligen Lodewijk van Frankrijk, en van St. George van Rusland, benevens de rang van vice-admiraal werden toegekend. Nadat hij in 1835 tot admiraal en militairen kommandant van Eeval benoemd en met de glansrijkste eereteekenen der vorsten van Europa — ook met beide Nederlandsche orden — begiftigd was, overleed deze verdienstelijke en algemeen geachte Nederlander te Reval op den 17den October 1850. — Zijn oudste zoon, Lodewijk Hendrik Sigismund, geboren in 1821, bekleedt de betrekking van admiraal in Russische dienst en van civiele en militaire kommandant van Reval, — ter, wijl zijn tweede zoon, Frederik Sigismund geboren in 1833, zich roemrijk onderscheiden heeft in de veldtogten in de Krim en in den Caucasus, en thans werkzaam is als adjudant-generaal van den Czaar en als chef van den generalen staf van het Russische leger.

Mr. Louis, graaf van Heiden Reinestein, een broederszoon van wijlen den Russischen admiraal. Hij werd geboren te Zuidlaren den 11den Julij 1811, ontving zijne opleiding aan het gymnasium te ’s Hage, later te Meppel, en vertrok in September 1829 naar de hooge-school te Groningen. Nadat hij in 1830 met de flankeurs-compagnie der Groninger en Franeker studenten vrijwillig uitgetrokken en in 1832 teruggekeerd was, zag hij zich benoemd tot burgemeester en secretaris van Zuidlaren, werd in 1833 bevorderd tot 2den luitenant bij de mobiele schutterij, en verwierf in Julij 1834, na het verdedigen eener dissertatie „De notione majestatis cum apud veteres turn apud recentiores populos”, bij publieke promotie den rang van doctor in de regten. Voorts werd hij benoemd in 1838 tot kantonregter te Assen, — in hetzelfde jaar tot kamerheer des Konings in buitengewone dienst, — in 1844 tot adjuncthoutvester en in 1846 tot houtvester, — in 1846 tot lid der Provinciale Staten van Drenthe, — in 1849 tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, — in 1854 tot voorzitter van het IXde Landhuishoudkundig Congres, — in 1863 (met den ridder van Rappard) tot lid der internationale commissie ter vereffening der geschillen omtrent het Compascuum, waaromtrent in 1864 een tractaat gesloten werd, — tot lid der commissie tot herziening van het grenstractaat van 1824, waaromtrent eene regeling getroffen werd in 1867, — in 1867 tot commissaris des Konings in de provincie Groningen, — en eindelijk tot curator der hoogeschool aldaar. Deze staatsman, die wegens zijne minzaamheid en dienstvaardigheid de toegenegenheid bezit van allen, die hem kennen, is versierd met de orde van het Metalen Kruis, met die van den Nederlandschen Leeuw, en met het Kommandeurs-kruis der orde van de Eikenkroon. Voorts is hij ridder der Teutonische orde (Balye van Utrecht), kommandeur eerste klasse met de Ster van de Kroonorde, alsmede van de orde van den Rooden Adelaar van Pruissen, groot-officier van de Eikenkroon, en groot-kommandeur met de Ster van de orde van verdiensten van Oldenburg.

< >