Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Handwerk

betekenis & definitie

Handwerk noemt men de bezigheid van hen, die door middel van hunne handen of van zeer eenvoudige door hunne handen gebezigde werktuigen grondstoffen in handelsartikelen herscheppen. Het handwerk vereischt dus niet zoo zeer ontwikkeling of inspanning des geestes, dan wel een zekere vaardigheid.

Wie het handwerk drijven noemt men handwerkslieden. Deze waren weleer tot gilden vereenigd. Ieder handwerk had in de groote steden zijn eigen gild. Veelal bleven de zonen bij het bedrijf hunner vaders. Eerst werden zij leerlingen, dan gezellen, en eindelijk, na het leveren van een voldoend proefstuk, meesters.

Het aantal meesters was gewoonlijk beperkt. Later echter, bij de meer algemeene toepassing van het stelsel van vrijen arbeid, zijn de gilden verdwenen, zoodat de handwerkslieden zich in onzen tijd onbelemmerd kunnen bewegen. — Onder handwerken verstaat men in meer bijzonderen zin een aantal vrouwelijke bezigheden, welke in nuttige en fraaije onderscheiden worden. Tot de eerste rekent men naaijen, breijen, stoppen, mazen, enz. — tot de tweede borduren, haken, festonnéren enz. Door het afleggen van een examen volgens de Wet op het Lager Onderwijs van 1857 kan men bevoegdheid bekomen tot het geven van onderwijs in de handwerken voor meisjes.