Werkwoorden vervoegen
handwerken
Tegenwoordige tijd handwerken
Ik handwerk
Jij handwerkt
handwerk jij?
U handwerkt
Hij/Zij/Het handwerkt
Wij handwerken
Jullie handwerken
Zij handwerken
Verleden tijd van handwerken
Ik handwerkte
Jij/U handwerkte
Hij/Zij/Het handwerkte
Wij handwerkten
Jullie handwerkten
Zij handwerkten
Voltooid deelwoord van handwerken
gehandwerkt
Tegenwoordig deelwoord van handwerken
handwerkend