Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Guano

betekenis & definitie

Guano, huano of vogelmest noemt men de uitwerpselen van vogels, op onderscheidene Zuidzee-eilanden tot eene aanzienlijke laag opgehoopt. Men heeft er zich in Peru, Chili en Bolivia reeds eeuwen lang van bediend, om de zandige kust te bemesten. Dikwijls zijn zulke lagen 20 tot 30 Ned. el dik, zoodat zij op de wijze van groeven ontgonnen moeten worden. De belangrijkste guano-plaatsen zijn de 3 Chincha-eilanden aan de kust van Peru, — voorts de eilanden Lobos de Tierra, Lobos de Afuera, Iza, Ilo en Arica.

Op al die eilanden houden ontzettend veel vogels, vooral meeuwen, reigers en flamingo’s, hun verblijf, wier versche uitwerpselen, wat scheikundige bestanddeelen betreft, geheel en al overeenkomen met de zelfstandigheid der oude lagen. Deze moeten intusschen zeer oud zijn. Al neemt men aan, dat de geheele oppervlakte van zulk een eiland steeds met vogels bedekt was, dan zouden er toch 3 eeuwen moeten verloopen eer de door hen gevormde laag de dikte had van een paar Ned. duim. Eene guano-laag van 25 el dikte moet derhalve duizende jaren oud wezen, zoodat het niet onwaarschijnlijk is, dat zij grootendeels haar ontstaan ontleent aan de uitwerpselen van voorwereldlijke schepselen. In die lagen vindt men talrijke geraamten of overblijfselen van vogels en kruipende dieren. Intusschen is in nieuweren tijd meermalen de meening uitgesproken, dat deze lagen geene dierlijke excrementen, maar uit zee aangeslibd zijn.

De Chincha-eilanden, ook wel bij uitnemendheid de Guano-eilanden genaamd, hebben eene oppervlakte van 400 morgen en eene hoeveelheid guano, die 365 millioen tolcentenaars bedraagt. In Iateren tijd heeft men vele dergelijke guano-lagen ontdekt op de zuidwestkust van Afrika, bij de Kaap de Goede Hoop, op de eilanden Ichaboe, Angra-Pequema, Malaga enz., en voorts op de kusten van Labrador, in Patagonië, enz. Deze guano is wel is waar minder deugdzaam dan die van Zuidwestelijk Amerika, maar wordt wegens den korteren afstand bij voorkeur naar Europa gebragt. Hier bezigt men deze uitmuntende meststof vooral sedert het jaar 1840. De bestanddeelen van guano zijn ongeveer dezelfde als die van de mest onzer watervogels, maar zij bevat eene veel grootere hoeveelheid ammoniak-zouten.

De voortreffelijkheid der guano is daarin gelegen, dat zij niet alleen eene groote hoeveelheid stikstof (in zeer oplosbare verbindingen, zooals piszuur, pisstof, ammoniak), maar ook vele phosphorzure zouten van kalk en magnesia bevat, in één woord, alle stoffen, die aan de planten een weligen groei bezorgen. Zij werkt om die reden ongemeen snel en krachtig, maar blijft in den akker niet lang nawerken. Dikwijls wordt de guano vervalscht. Men kan dit echter onderzoeken door eene kleine hoeveelheid te verbranden, daar de echte guano zeer weinig asch achterlaat, welke op krijt gelijkt. Ook in de holen van Hongarije en elders heeft men guano gevonden. — Men heeft voorts vischguano, eene meststof, die vooral aan de kust der Noordzee vervaardigd wordt van kleine zeevisschen.

Intusschen is in den jongsten tijd, op grond eener meer naauwkeurige kennis van het leven en de voeding der planten, duidelijk gebleken, dat er met de guano overdreven wordt, wanneer men haar als algemeene mestspecie aanbeveelt. Zij bevat geenszins alle bestanddeelen der planten, maar hoofdzakelijk stikstof, phosphorzuur en kalk in zeer verschillende verhouding. Haar natron- en kaligehalte is zeer gering, terwijl zij 16% zand, steentjes, water en andere bijmengselen bevat. Hare snelle werking is vooral in hare groote oplosbaarheid gelegen, doch deze moet den gebruiker tevens tot voorzigtigheid nopen. Bij den tuinbouw geeft men de voorkeur aan eene oplossing van 1 gewigtsdeel guano in 80 tot 100 gewigtsdeelen water, — bij den landbouw bezigt men haar doorgaans in den vorm van poeder, met 2- of 3-maal hare hoeveelheid aarde vermengd. Om hare kracht te verhoogen, vermengt men ze ook met gips, keukenzout, mergel en (verkeerdelijk) met asch, of ook wel met beenderenmeel. Men gebruikt voorts eene strooi-machine, hoewel zij ook wei uit de hand gelijkmatig over den akker kan worden gebragt.

De guano deelt niet alleen hare eigene voedende stoffen aan de plant mede, maar werkt tevens door hare stikstofhoudende bestanddeelen ontledend op den aardbodem. Is derhalve in een akker eene voldoende hoeveelheid voedende stof aanwezig voor het gewas, dat hij dragen moet, dan bezit de guano veelal de geschiktheid, om die stof uit hare verbinding los te maken en voor dat gewas beschikbaar te stellen. Hieraan heeft de guano hare vermaardheid als algemeen bemestingsmiddel te danken. Het is echter duidelijk, dat daardoor de grond ook spoedig wordt uitgeput, zoodat de landbouwers, die met guano aanvankelijk schitterende uitkomsten verkrijgen, zich bij voortgezette guano-bemesting met schrale oogsten zullen moeten vergenoegen, tenzij er eene voldoende hoeveelheid andere meststof wordt bijgevoegd. Men gebruikt om die reden in onzen tijd de guano als een toevoegsel tot gewone meststof of in verband met deze, welke vooral kalizouten en phosphaten dient te bevatten. Voorts is guano uitmuntend geschikt, om de achterlijke en schrale gewassen vooruit te helpen, terwijl zij tevens veel ongedierte doet verdwijnen. Men brengt haar zoowel vóór als na de zaaijing op den akker, waartoe men eene hoeveelheid aanwendt van 2 tot 10 centenaars op het Ned. bunder.

Naarmate de guano meer stikstof bevat, is ook meer omzigtigheid noodig bij het gebruik. In de ruimste mate is dit bestanddeel aanwezig in de echte Peru-guano, van de kust daar te lande of van de Chincha-eilanden afkomstig. De beste draagt den naam van Angamos guano. Zij werd het eerst in 1802 door von Humboldt naar Europa gebragt, doch vormde er eerst in de laatste 35 jaar een belangrijk handelsartikel, hetwelk ten bedrage van millioenen centenaars werd aangevoerd. Toen de eerst-aangebroken lagen allengs werden uitgeput, zocht men andere, terwijl tevens de vervalsching op groote schaal gedreven werd. In de jaren 1847 tot 1850 verkocht men Ichaboe-, Sjalo- en Bolivia-guano, daarna Chili-, Patagonische en Saldanha-guano, doch deze laatste soorten hebben, als door regen uitgeloogd, veel geringer waarde dan de Peru-guano. Later bragt men guano uit Columbia of Maracaïbo, Mexico, Arabië, Sardinië enz. De Baker- en Jarvis-guano bevat veel phosphorzure magnesia, te zamen tot 85%, en wordt dus zeer op prijs gesteld door hen, die van oordeel zijn, dat de aanvoer van minerale stoffen, vooral van phosphaten hoofdzaak is, daar bij aanwezigheid van deze de dampkring de noodige stikstof levert.

Kunst-guano wordt vervaardigd van beenderenmeel, zwavelzure ammoniak, keukenzout, asch en glauberzout. Sombrero-guano is eene soort van phosphoriet. De boven reeds vermelde visch-guano, uit Noorwegen aangevoerd, bevat 11—12% stikstof en 5—6% phosphorzuur, en sedert 1870 bestaat op de Lofodden eene fabriek van walvisch-guano, waarin, volgens de verzekering der fabrikanten, 7% stikstof en 16% phosphoszuur aanwezig is. Deze meststof, namelijk visch-guano, wordt ook in Engeland en Frankrijk bereid en komt meer en meer in gebruik. Men zou op het vervaardigen daarvan ook in onze visschersdorpen bedacht kunnen wezen. De aanzienlijke sommen, die nog altijd aan guano besteed worden, zijn een krachtig bewijs voor de groote behoefte aan mestspecie en een ernstig verwijt tegen de roekeloosheid, waarmede men tot nu toe in de meeste groote steden de beste mestspecie liet verloren gaan.

Uit guano en ook uit de uitwerpselen der kruisspin verkrijgt men guanine. Men kan deze afzonderen door guano met kalkmelk te koken, te filtreren en het filtraat met zoutzuur te neutraliséren, — voorts den uit guano en piszuur bestaanden neêrslag met zoutzuur uit te koken, te filtreren en te laten afkoelen. Dan scheiden zich kristallen af van zoutzure guanine, welke men in water kan oplossen. Met ammoniak doet men dan uit die oplossing zuivere guanine neerslaan als een geel, in water, alkohol en aether oplosbaar poeder, hetwelk in zuren en alkaliën oplost en hiermede verbindingen vormt, welke door water ontleed worden. Verbindingen met zoutzuur, salpeterzuur en zwavelzuur kan men verkrijgen in gele, naaldvormige kristallen.

< >