Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Gronovius

betekenis & definitie

Gronovius is de naam van een geslacht van geleerde mannen, die met roem in Nederland zijn werkzaam geweest. Daartoe behooren:

Johannes Fridericus Gronovius, geboren te Hamburg den 7den September 1611. Na het voleindigen zijner studiën te Leipzig, Jena en Altorf begaf hij zich naar Bremen, werd er vicaris, en was tevens canunnik van het domkapittel te Hamburg. Alhier ontmoette hij Hugo de Groot, die hem den raad gaf, om zich verder op de regtsgeieerdheid toe te leggen, waarna hij Leiden, Groningen en Amsterdam bezocht en overal betrekkingen met de geleerdste mannen aanknoopte. Nadat hij voorts eenige jaren te ’s Hage had doorgebragt, begaf hij zich in 1630 naar Engeland en Frankrijk, waar hij te Anjou den doctoraten graad in de regten verwierf, ging vervolgens naar Italië en keerde over Zwitserland, Duitschland, Frankrijk en de Nederlanden naar zijne geboorteplaats terug. In 1641 werd hij benoemd tot hoogleeraar van het Athenaeum te Deventer.

Hij bevond zich echter te Rome en gevoelde weinig lust om daaraan gehoor te geven, waartoe hij echter besloot, toen hij 8 maanden later te Parijs eene herhaalde aanbieding ontving. Hij aanvaardde zijne betrekking den 25sten Maart 1642. 's Hertogenbosch, Harderwijk en Franeker deden vruchtelooze pogingen, om dezen uitstekenden geteerde binnen hunne muren te lokken. Toen hij echter in 1658 te Leiden tot opvolger van Daniël Heinsius benoemd werd, begaf hij zich derwaarts. Hij overleed aldaar den 28sten December 1671.

Van het groote getal van zijne geschriften en van de door hem bezorgde uitgaven noemen wij de belangrijkste, te weten: „Diatribe in Statii Papinii Sylvas (1637,21° druk 1662)", — „Observationum libri tres (1639, 2de druk 1662; herdrukt met het 4de boek 1831)”, — „Titi Livii Historiarum libri (1645, 3 dln, later bij herhaling)”, — „L. Annaei Senecae Philosophica opera omnia (met Lipsius, 1649,4 dln)”, — „L. Annaei Senecae Tragoediae (1662, 2 dln, 2de druk 1682)”, — „C. Plinii Secundi Naturalis historiae libri XXXVII (1669, 6 dln)”, — „C. Cornelii Taciti opera (1672, 4 dln, en bij herhaling)”, — M. Accii Plauti comoedia (1684, 4 dln)”, — „Auli Gellii Noetes Atticae (1687, 2de druk 1706)”, — „Hugonis Grotii de jure belli et pacis libri tres (1696, 3 dln en bij herhaling)”, — „Lectiones Plautinae (1740)”, — Lectionum Tullianarum particula (1856)”, en „Epistolae 37 ad filium suum Jacobum (1835).

Jacobus Gronovius, een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren te Deventer den 20sten October 1645, studeerde te Leiden, bezocht de hoogescholen te Oxford en te Cambridge, bedankte voor een hoogleeraarsambt te Deventer, en begaf zich naar Parijs, waar hij kennis maakte met de meestberoemde geleerden. De dood zijns vaders riep hem in 1671 huiswaarts, doch het volgende jaar vertrok hij met Adriaan Paets, buitengewoon gezant der Staten, naar Spanje, en begaf zich vervolgens naar Italië, waar Cosimo dei Medici hem met onderscheiding bejegende en hem aanstelde tot hoogleeraar in de regten te Pisa. Na verloop van 2 jaar echter bezocht hij Venetië en Padua, keerde over Duitschland naar Nederland terug en aanvaardde in 1679 de betrekking van hoogleeraar in het Grieksch en in 1692 tevens in de welsprekendheid te Leiden, terwijl hij 10 jaar later den titel ontving van geograaf der universiteit. Onderscheidene buitenlandsche académiën beijverden zich te vergeefs om hem aan Leiden te ontrukken, waar hij met grooten roem werkzaam was en den 21sten October 1716 overleed. Van de verbazend lange lijst zijner Latijnsche schriften vermelden wij slechts enkele, namelijk: „Aurelii Theodosii Macrobii opera (1670, 2de druk 1694)”, — „C. C. Taciti opera quae exstant (1672, 2 dln, en bij herhaling)”, — „Pomponii Melae libri III de situ orbis (1685)”, — „Notae ad Lucianum (1686 2 dln)”, — „M. Tullii Ciceronis opera quae exstant (1692, 4 dln)”, — „Geographia antiqua etc. (1694)”, — „Phaedri Fabulae (1703)”, — en „Herodoti Halicarnassii Historiarum libri IX (1715)”.

Laurentius Theodorus Gronovius een broeder van den voorgaande. Hij studeerde te Leiden, werd er doctor in de regten en volbragt tot tweemaal toe eene reis naar Italië. Hij vestigde zich te Deventer en overleed in den bloei des levens, nalatende: „Emendationes Pandectarum juxta florentinum exemplar emendatarum (1685, 2de druk 1730)”, — en „Marmorea basis colossi Tiberio Caesari erecti etc. (1697, 2de druk 1720)”.

Johannes Fredericus Gronovius, een zoon van Jambus. Hij werd geboren te Leiden den lOden Maart 1690, studeerde er in de geneeskunde, vestigde zich aldaar, en bekleedde er in 1757 den post van burgemeester, waarna hij daar ter plaatse in 1760 overleed. Hij was een ijverig beoefenaar der natuurlijke historie, en schreef: „Disputatio camphorae exhibens historiam (1715)”, — „Flora Virginica ete. (1739 en 1743, 2 dln)”, — „Index suppellectilis Iapideae etc. (1750)”, — en „Flora orientalis etc. (1755)”. Ook leverde hij in de „Acta Upsaliensia” eene lijst der visschen, welke in onze wateren zwemmen.

Abraham Gronovius, een broeder van den voorgaande. Hij werd geboren te Leiden den 24sten Junij 1695, promoveerde er na voleindigde studiën in de regten, werd er in 1641 aangesteld tot bibliothecaris der académische boekerij, en overleed den 18den Augustus 1775. Ook hij bezorgde uitgaven van onderscheidene Grieksche en Latijnsche schrijvers. Daarvan noemen wij: „Justinus (1719, 3 dln, 2de druk 1760)”, — „Pomponii Melae de situ orbis (1722, 2 dln, en vervolgens bij herhaling)”,— „Cl. Aeliani variae historiae (1731, 2 vol.)”, — Aeliani de natura animalium libri XVII (1744, 2 dln, en later meermalen gedrukt)”.

Laurentius Theodorus Gronovius, een zoon van Johannes Fredericus. Hij werd geboren te Leiden in 1730, promoveerde er in de regten, en onderscheidde zich zoozeer door zijne kennis van de natuurlijke historie, dat onderscheidene buiten- en binnenlandsche geleerde genootschappen hem tot lid benoemden. Hij overleed in 1777 of 1778. Van zijne geschriften noemen wij: „Museum Ichthyologicum sistens piscium indigenorum et quorundam exoticorum etc. deseriptiones ordine systematico (1754)”, — „Bibliotheca regni animalis atque lapidei etc. (1760)”, — „Bibliotheca botanica etc. (1760)”, en „Zoophylacium Gronovianum, exhibens animalia, quadrupedia, amphibia, insecta etc. fasciculi III (1763, 1781, 3 dln folio met platen)”.

< >