Genadekruid (Gratiola L.) is de naam van een plantengeslacht, hetwelk tot de familie der Scrofularineën behoort.
Het onderscheidt zich door een kelk, die uit 5 dakpanvormig geplaatste bladen bestaat, door eene buisvormige bloemkroon met een trechtervormigen zoom, met eene breede, uitgeschulpte bovenlip en eene 3-deelige onderlip. De middelste, kortere meeldraden zijn voorzien van een verbreed gedeelte, waarop de helmknoppen geplaatst zijn, de buitenste zijn iets langer en dragen gewoonlijk kleine knobbeltjes op de plaats der helmknoppen of ook zeer kleine helmknoppen. Het kegelvormig vruchtbeginsel gaat over in een langen stijl, die van boven 2 plaatvormige uiteinden bezit. Ook in ons Vaderland groeit het gewoon genadekruid (Gratiola officinalis L.) met een kruipenden, met schubben bedekten wortelstok met talrijke klimmende, digt op één staande stengels, die slechts een paar handbreed hoog zijn, met kruisgewijs twee aan twee tegenoverstaande, ongesteelde, langwerpige, gespitste, eenigzins gezaagde bladeren en okselstandige bloemstelen met 2 steunblaadjes. De bloembuis is van buiten geel met fijne zwarte strepen, ook wel eenigzins bruin, en heeft een witten rand. De vrucht is eene zaaddoos, die met 2 kleppen openspringt en vele zaden bevat. Deze plant is nagenoeg in geheel Europa in lage weiden, bij slooten enz. te vinden, en haar bloeitijd duurt van het midden van den zomer tot laat in den herfst.
De wortelstok en het kruid (Radix en Herba Gratiolae) belmoren tot de geneeskrachtige middelen. Dit gewas heeft een flaauwen, maar eigenaardigen reuk en een scherpen, bitteren, walgingwekkenden smaak. Eenige zouten, zooals appelzure, zuringzure en phosphorzure kalk, appelzure kali, eenig eiwit en eenig hars zijn de bestanddeelen van het uitgeperste sap. Het genadekruid behoort tot de volksgeneesmiddelen en heeft hieraan zijn naam te danken; het werkt als purgeer- en als braakmiddel; doch in groote giften is het zeer gevaarlijk. Wij geven hierbij de afbeelding dezer plant in a op ⅓ der natuurlijke grootte, — in b ziet men den top van een vruchtbaren helmknop 4-maal vergroot, in c dezen van ter zijde, in d het vruchtbeginsel met den stijlen stempel op dubbele grootte, en in e eene bloem in natuurlijke grootte.