Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Genast

betekenis & definitie

Genast (Frans Eduard), een uitstekend Duitsch tooneelspeler en zanger, geboren te Weimar den 15den Julij 1797, wijdde zieh op het voetspoor van zijn vader aan het tooneel, en had het voorregt, dat zijne talenten voor den schouwburg door Göthe en Ludwig Tieck opgemerkt en aangekweekt en zijne gaven voor den zang door Eberwein en Häser ontwikkeld en door Karl Maria von Weber tot hooge volkomenheid gebragt werden.

Nadat hij in 1814 als zanger was opgetreden, sloot hij in 1817 een engagement in Dresden, en ging een jaar later naar Leipzig, waar hij als zanger en acteur grooten roem verwierf. In 1828 zag hij zich belast met het bestuur van den schouwburg te Magdeburg, en in 1829 verbond hij, zoowel als zijne echtgenoote, zich voor levenslang aan den hofschouwburg te Weimar. In 1852 zeide hij de opera vaarwel en bepaalde zich uitsluitend bij het tooneelspel. In plaats van pensioen, in 1860 door hem aangevraagd, verkreeg hij het eerelidmaatschap van het tooneelgezelschap te Weimar, doch trad slechts zelden op, — het laatst op den 50-jarigen gedenkdag van zijne kunstenaarsloopbaan (17 April 1864). Hij overleed te Wiesbaden den 4den Augustus 1866, nadat hg kort te voren eene autobiographie had uitgegeven onder den titel: „Aus dem Tagebuche eines alten Schauspielers (1863—1865,4 dln).” Genast bezat eene fraaije gestalte en eene krachtige, welluidende stem, en vele rollen werden door hem op eene uitstekende wijze vervuld.

Als tooneelspeler huldigde hij de beginselen van Göthe, maar zijn idealismus was nooit in strijd met de natuur en eenvoudige waarheid. Voorts heeft hij eenige liederen, balladen, alsmede de opera „Der Verrather in den Alpen” gecomponeerd. — Ook zijne echtgenoote, Caroline Christine Böhler (geboren te Cassel den 31sten Januarij 1798, overleden te Weimar den 14den April 1860) was eene uitstekende tooneelkunstenares. — Hunne beide dochters Doris, gehuwd met den componist Raff, en Emilie, de echtgenoote van dr. Merian te Basel, hebben zich desgelijks als kunstenaressen een goeden naam verworven. — Eindelijk vermelden wij zijn zoon Karl Albert Wilhelm Genast, geboren te Leipzig den 30sten Julij 1822. Hij bezocht het gymnasium te Weimar, studeerde te Jena en te Heidelberg in de regten, en was in 1848 en 1849 een ijverig aanhanger der constitutionele partij. Als lid van den Landdag heeft hij zich bekend gemaakt als een voorstander van de afschaffing der doodstraf. Sedert 1867 is hij lid van den Noord-Duitschen en sedert 1870 van den Duitschen Rijksdag, waar hij het district Jena-Neustädt vertegenwoordigt. Hij schreef de treurspelen: „Bernhard von Weimar (1853)” en „Florian Geyer (1857)”, — het tooneelspel „Der Deutschen Hort (1863)”, — de romans „Das hohe Haus (1862, 4 dln)”, — „Der Köhlergraf (1867, 4 dln)”, enz.

< >