Gelon werd koning van Gela in 491 vóór Chr. na het overlijden van Hippócrates, wiens ruiterij hij had aangevoerd. Daarenboven verwierf hij in 484 de heerschappij over Syracuse. Hij weigerde, de Grieken tegen Xerxes te ondersteunen, omdat zij niet voldeden aan zijn eisch, om hem tot opperbevelhebber te benoemen. Voorts moest hij op Sicilië oorlog voeren tegen de Carthagers, daar Samilcar hem, volgens de sage, met 300000 man kwam bestoken.
In 480 verwierf hij door list eene volkomene zegepraal op denzelfden dag, toen de Grieken bij Salamis de overwinning behaalden. Tot de vredesvoorwaarden, welke hij nu aan de Carthagers voorschreef, behoorde ook deze, dat zij zich voortaan van menschenoffers moesten onthouden. Als vorst wist Gelo door zijne wijsheid en zachtmoedigheid in zoo hooge mate de achting en liefde des volks te verwerven, dat hij als redder van Syracuse aldaar eenstemmig tot koning gekozen werd, toen hij, ongewapend op eene volksvergadering verschenen, zich bereid verklaarde, om de heerschappij neder te leggen. Hij overleed in 477, en werd na zijn dood als een halfgod gehuldigd.