Syracuse, in de dagen der Oudheid de grootste en rijkste stad van Sicilië, werd door de Doriërs oorspronkelijk gesticht op het digt bij de kust gelegen eiland Ortygia, vanwaar de stad zich later naar het vaste land uitbreidde. Ten tijde van haar grootsten bloei bestond zij uit 5 hoofddeelen: het eiland Ortygia met de bron Arethusa, de tempels van Artemis (Diana) en Athene (Minerva), de groote korenmagazijnen, het door Hiero gestichte paleis en de door Dionysus gebouwde aerópolis, — het schiereiland Achradina, het middengedeelte der stad, met de door zuilengangen omgevene agora (markt), de versterkte poort Pentapylon, het Prytaneum, een schouwburg enz., — Tyche, het westelijk en volkrijkst gedeelte der stad, — Neapolis, ten zuidwesten van Achradina, met den grootsten schouwburg, een tempel van Demeter (Ceres) enz., — en Epipolae, een hooger gelegen gedeelte ten noordwesten van Neapolis, door Dionysus I met een hechten muur omgeven en met het fort Euryalus gekroond. In Epipolae, Neapolis en Achradina had men groote, diepe steengroeven, welke tot gevangenissen gebruikt werden. Voorts waren er twee uitmuntende havens. — De stad, eene Dorische kolonie, werd in 735 vóór Chr. door Corinthiërs gesticht.
Schoon naar tijdsorde de tweede Grieksche kolonie op Sicilië, bekleedde zij weldra door nijverheid en handel den eersten rang en deed zelve elders op Sicilië nieuwe koloniën verrijzen. Er bestond eene aristocratische grondwet. De Gamoren hadden er het bestuur in handen, eerst met een koning aan het hoofd, later zonder koning. Uit de Gamoren, nakomelingen der eerste kolonisten, werden de overheidspersonen en de leden aan den Hoogen Raad gekozen, die de zaken des volks in volksvergaderingen regelden. In 491 stichtte het volk eene democratie, waarbij echter de orde veel te wenschen overliet. Het viel dan ook Gelo niet moeielijk, de Gamoren naar Syracuse terug te brengen en zich in 485 meester te maken van het gezag. Onder zijn beheer bereikte Syracuse den hoogsten trap van welvaart; de vloten dezer stad voerden heerschappij in de omringende zeeën, en de meeste steden van Sicilië bogen zich voor haar gezag. Gelo werd opgevolgd door zijn broeder Hiero (477—467) en deze wederom door zijn broeder Thrasylalus, die echter reeds in 466 verdreven werd.
In plaats van de alleenheerschappij (tyrannis) kwam nu de democratische regéringsvorm. Om dezen te beveiligen werd het petalismus ingevoerd, een dergelijke maatregel als het Atheensche ostracismus, doch het bevorderde de ochlocratie en werd alzoo eerlang afgeschaft. Gebruik makend van inwendige verdeeldheid, zochten onderscheidene, aan Syracuse onderworpen steden hare onafhankelijkheid te herwinnen en vroegen daartoe de ondersteuning der Atheners. Deze, reeds lang naijverig op die bloeijende koopstad, zonden in 415 eene aanzienlijke vloot naar Sicilië, doch deze werd na eene tweejarige worsteling door de inwoners van Syracuse met hulp der Spartanen vernietigd. Door den invloed van den volksmenner Diodes werd daarop eene nieuwe, democratische grondwet afgekondigd, welke de bepaling inhield, dat de overheidspersonen door het lot zouden aangewezen worden. Tevens werden er zeer gestrenge geschreven wetten uitgevaardigd. Om de volks-ongebondenheid te beteugelen, werd het opperbevel over het leger opgedragen aan den dapperen Dionysus I, en deze baande zich daardoor een weg naar de alleenheerschappij (406). Hij bouwde den burgt tusschen het eiland en de stad en breidde de vloot uit tot 300 oorlogschepen.
Na hem werd de regéring aanvaard door zijn zoon Dionysus II (367), een wellusteling, tegen wien een bloedverwant, Dion genaamd, zich vruchteloos verzette. Eindelijk werd hij door Timoleon genoodzaakt, afstand te doen van het gezag. Laatstgenoemde sloopte den burgt, herstelde den democratischen regeringsvorm en lokte door het uitdeelen van huizen en landerijen 40000 nieuwe kolonisten naar de ontvolkte stad. Na zijn dood ontstonden er oproerige bewegingen, en daarvan maakte Agathocles gebruik , om onder belofte van eene democratische grondwet zich tot alleenheerscher op te werpen (317). Door een gestreng bestuur handhaafde hij de orde, zoodat de stad hare onafhankelijkheid tegenover de Carthagers, die haar reeds belegerden, wist te handhaven. Na den dood van dien Vorst nam zijn moordenaar Maenon de teugels van het bewind in handen (289), maar werd door Nicetas verdreven, welke drie jaar aan het hoofd der zaken bleef; doch toen hij tegen Agrigentum te velde trok, streden in Syracuse Thynion en Sostratus om de heerschappij. Om dien strijd te doen eindigen, riepen de inwoners van Syracuse Pyrrhus te hulp, die in Italië oorlog voerde (277), en deze bevrijdde hen van de Carthagers en verhief zijn zoon tot koning van Sicilië. Zoodra deze vertrok (275), koos men te Syracuse Hiero II tot veldheer en in 268 tot koning.
Deze stond de Romeinen in den Eersten en Tweeden Punischen Oorlog met goed gevolg ter zijde en verzekerde zich daardoor van zijne heerschappij over het oostelijk gedeelte van het eiland. Zijn kleinzoon en opvolger (sedert 215), Hiéronymus, koos daarentegen in den Tweeden Punischen Oorlog de zijde der Carthagers en bespoedigde daardoor zijn val (214) en den ondergang der zelfstandigheid van Syracuse, dat in 212, schoon dapper verdedigd door Archimedes, door Marcellus veroverd werd. Na dien tijd was Syracuse met het oostelijk gedeelte van Sicilië eene Romeinsche provincie. De aloude luister der stad was voor goed verdwenen en de bevolking verminderde meer en meer. Vruchteloos poogde Augustus er door eene kolonie de welvaart te doen herleven.
Tegen het einde der 5de eeuw na Chr. werd Syracuse door Germaansche volken, die zich over zee derwaarts begaven, vooral door de Wandalen, en in 884 door de Saracenen geplunderd. Keizer Hendrik VI schonk de stad aan de Genuézen, die hem tegen Tancredo hadden bijgestaan; doch de inwoners van Syracuse heroverden, door die van Pisa geholden, eerlang hunne vrijheid. Daarop moest de stad zich bukken onder de heerschappij van Spanje en werd de zetel van een stadhouder. Tengevolge van een zeeslag tusschen de Engelschen en Spanjaarden in 1718 bij Syracuse moesten laatstgenoemden de stad ontruimen en in handen der Oostenrijkers leveren, doch herkregen in 1755 het geheele eiland Sicilië. In 1100, 1542, 1693 en 1735 werd Syracuse door aardbevingen geteisterd.
Het tegenwoordige Syracuse (Siracusa), de hoofdstad eener evenzoo genoemde Italiaansche provincie, welke het zuidoostelijk gedeelte van het eiland omvat en op ruim 67 □ geogr. bijna 300000 inwoners telt, ligt op het door middel van een dam met het vaste land verbonden eiland Ortygia, aan het uiteinde van den van Messina derwaarts gelegden spoorweg, is door grachten met muren, poorten en ophaalbruggen aan de landzijde en door een kasteel aan de zuidpunt van het eiland versterkt, doch heeft slechts een omvang van 4 Ned. mijl, terwijl die van het oude Syracuse 33 Ned. mijl bedroeg. De stad is belangrijk wegens hare groote haven, die zelfs de aanzienlijkste vloot kan bergen. Van de openbare gebouwen der stad vermelden wij: den dom Santa Maria del Piliêro, (tusschen de zware zuilen van een Dorischen tempel), een paar andere kerken, het sierlijke Palazzo Communale, het Palazzo Montalto en het Palazzo Lanza. Syracuse is de zetel van een prefect, van een aartsbisschop, van eenige regtbanken en consulaten , en men heeft er een lycéum, een gymnasium, eene technische school, een seminarium, een muséum (met een beroemd standbeeld van Aphródüe (Venus), een reusachtigen kop van Poseidon (Neptunus, enz.), eene boekerij met meer dan 10000 deelen, eenige geld- en credietbanken, inrigtingen van weldadigheid, fabrieken, en ruim 23000 inwoners. In 1875 was er het getal binnenkomende en uitzeilende schepen 1871. Veel wordt er gevonden, dat getuigenis geeft van de voormalige grootheid der stad, zooals de overblijfselen van drie tempels, eene zuil van het Forum, houtwallen van baden, waterleidingen en muren, een reusachtig altaar, ruime grotten en holen, een Grieksche schouwburg uit de 5de eeuw, een amphitheater, vele begraafplaatsen enz. In de stad heeft men de Villa Landolina met fraaije tuinen, en bij den mond der Cyane in de Anapus is de éénige plek in Europa, waar de papierbies groeit. — Eene andere stad Syracuse ligt in den Noord-Amerikaanschen Staat New York, aan het zuidelijk uiteinde van het Onondaga-meer; zij werd in 1825 in de nabijheid van belangrijke zoutmijnen gesticht en telde in 1870 reeds 43000 inwoners.