Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Ruiterij

betekenis & definitie

Ruiterij (De) of kavallerie, naar getalsterkte het tweede wapen in de Europésche legers, moet door snelheid en stoutheid van aanval eene groote uitwerking te weeg brengen. Hare vorming en oefening kosten veel tijd en geld, en hare aanvoering vereischt veel beleid. Men heeft ligte ruiterij, vooral geschikt voor de voorpostendienst, en zware ruiterij, geschikt, om door de vijandelijke gelederen heen te breken en het gevecht te beslissen.

De ruiterij wordt doorgaans in het leger ingedeeld in regimenten, welke een zeker aantal escadrons bevatten. Twee of drie regimenten vormen eene brigade, en twee of drie brigades eene divisie. Somtijds worden 2 of 3 divisiën tot een kavalleriekorps vereenigd.

De oudste ruiterij vindt men waarschijnlijk bij de Egyptenaren. Daarna ontmoeten wij ze in het Assyrische rijk, — voorts bij de Israëlieten ten tijde van Salomo, en bij de Perzen in de 6de eeuw. Zij bestond uit boogschutters te paard. De Grieken hadden geene ruiterij vóór den Peloponnesischen oorlog, maar toen werd zij door Epaminondas aanmerkelijk uitgebreid. De Grieksche ruiters vormden zware ruiterij, met harnas en lans gewapend, doch er waren ook ligte ruiters, namelijk bereden boogschutters, in dienst.

De Romeinsche ruiters der legioenen behoorden tot de ligte ruiterij en streden meestal te voet; eerst na den Tweeden Punischen Oorlog had men er zware ruiterij, die te paard deel nam aan het gevecht.

In de middeneeuwen vormden de ridders in Europa eene zware ruiterij, die bij de invoering der vuurwapens verdween. In Duitschland onderscheidde men in de eerste helft der 16de eeuw drie soorten van ruiters, de kurassiers, de speerruiters en de schutters te paard. De beide eersten voerden de lans; de kurassier was met zijn paard volkomen geharnast, — de speerruiter zelf slechts gedeeltelijk en zijn paard in het geheel niet, — en de schutter had slechts een stormhoed, een vuurroer en eene korte speer. In de tweede helft dier eeuw werden alle lansruiters van pistolen voorzien, en in Frankrijk werden haakbusschutters te paard ingelijfd, die te voet vochten. In de 17de eeuw verdwenen de lansruiters bij onderscheidene legers, en in de 18de eeuw had men hoofdzakelijk kurassiers en dragonders, welke laatsten, aanvankelijk voor de dienst te voet en te paard bestemd, allengs verdrongen werden door de uhlanen en hussaren. Bij de Slawische volken, inzonderheid bij de Kozakken, bleef de speer steeds het wapen der ruiterij; ook in ons land heeft het lang geduurd voordat de lanciers met de kurassiers in dragonders en deze later in hussaren werden herschapen.