Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Gascogne

betekenis & definitie

Gascogne (Vasconia), een voormalig gewest in Frankrijk, ontleende zijn naam aan de Basken, die in het midden der 16de eeuw door de Westgothen uit hunne woonsteden aan de zuidelijke helling der Pyreneeën verdreven werden en zich daarna in het Romeinsche district Novempopulonia tusschen den Atlantischen Oceaan, de Garonne en de westelijke Pyreneeën vestigden. Het bevatte als zoodanig de zandige en moerassige landjes Tursan, Chalosse, Albret, Landes en het eigenlijke land der Basken, benevens Navarra en Béarn, maar als een aan dezelfde heerschappij onderworpen gebied ook nog de gedeeltelijk bergachtige, gedeeltelijk vlakke en vruchtbare oorden van Bigorre, Comminges, Conserans, Armagnac, Condomois en Gabardan, — alzoo de hedendaagsche-departementen Landes, Hautes-Pyrenées en Gers, met het zuidelijk gedeelte van Haute-Garonne, Tarn-Garonne en Lot-Garonne. In 602 na Chr. onderwierpen zich de Gasconjers na eene geweldige worsteling aan de Franken. Zij werden geplaatst onder het bestuur der hertogen van Aquitanië, die zich weldra onafhankelijk wisten te maken van de kroon, totdat zij door Koning Pepyn en later door Karel de Groote onderworpen werden.

Deze laatste verleende er aan Welf I en zijne opvolgers de heerschappij als van Aquitanië afhankelijke hertogen, die evenwel gedurig nieuwe pogingen aanwendden, om het Frankische juk van de schouders te werpen. In 1054 werd Gascogne aan Guyenne en vervolgens met dit land voor altijd aan Frankrijk toegevoegd. Ten tijde der hertogen bestond het land uit het eigenlijke graafschap, hetVelk de bisdommen Aire, Lescar, Oléron, Dax en Bayonne omvatte en wier hoofdplaats St. Séver was, en uit eenige hieraan toegevoegde graafschappen. Na dien tijd evenwel werd het oude Gascogne in onderscheidene heerschappijen gesplitst, zooals die der hertogen, graven en heeren van Albret, Armagnac, Bigorre, Béarn en Navarra, die achtereenvolgens ten deel vielen aan de Fransche kroon of hieraan onderworpen waren, en vóór de groote Omwenteling, met uitzondering van de laatste 2 heerlijkheden, tot het gouvernement Guyenne behoorden. In weerwil van al die ongunstige omstandigheden hebben de Gasconjers in taal en zeden veel eigenaardigs behouden. Wegens den schralen bodem hunner woonplaats zagen zij zich gedwongen, om in vreemde legers te dienen, terwijl zij voorgaven, dat alleen roemzucht hunne drijfveer was. Daar zij bovendien hoog opgaven van hunne gewaande bezittingen en rijkdommen, bestempelt men nog altijd eene onschadelijke blufferij met den naam van gasconnade.

< >