Epo (Boëtius), een Nederlandsch letterkundige, eigenlijk Bote Ypes, werd geboren in het Friesche dorp Roordahuizum in 1529, studeerde te Keulen en werd aldaar doctor in de wijsbegeerte en meester in de vrije kunsten. Voorts legde hij zich toe op de geneeskunde en ging naar Zwolle, waar hij bij de Broeders des Gemeenen levens gedurende 2 jaar onderwijs gaf. Daarna bezocht hij Leuven, Nizza in Savoye en Parijs, overal onderwijzende en onderrigt ontvangende.
Te Toulouse werd hij in 1558 doctor in de regten en gaf er collégie over het burgerlijk regt, doch ging vervolgens weder naar Leuven, en zag zich in 1562 benoemd tot hoogleeraar in de regten te Douai, waar hij den 15den November 1599 overleed. Hij schreef een groot aantal Latijnsche werken, van welke wij noemen: „Sententiae Homericae (1555)”, — „Antiquitatum Ecclesiasticarum Syntagmata V et IV (1578, 2 dln)”, — „De jure sacro vel principiorum juris pontificii libri III (1578,2 dln)” — en „Oratio saturnalis, seu quodlibeta de gente Frisica, habita Duaci anno 1587 (1588)”.