Echtbreuk, in ’t Latijn adulterium, ook overspel genaamd, is de geslachtsverbinding van een gehuwd persoon met een ander, als ware deze de echtgenoot. Bij alle natiën en in alle tijden is deze schending der huwelijkstrouw als een strafbaar feit beschouwd, dat echter der vrouw altijd veel zwaarder is toegerekend, dan den man, — zeker ook al om de veel ergere gevolgen. — Bij de volken, waar de polygamie in zwang is, kan van het bestraffen van den man deswege in het geheel geene sprake zijn. De algemeene regel, dat hoe onbeschaafder de toestand eens volks is, des te barbaarscher de straffen zijn, blijkt ook hier waar te wezen. Bij vele wilde stammen stond, en staat het den man nog vrij, zijne overspelige vrouw te dooden.
Bij de oude Egyptenaren sneed men der overspelige vrouw den neus, het hoogste sieraad van een schoon aangezigt, af: de verleider werd met duizend stokslagen gestraft. De vrouw van den Hindoe, die de aan haren heerscher verschuldigde trouw schendt, wordt op eene openbare plaats door de honden verscheurd; de verleider, op een gloeijend ijzeren bed vastgemaakt, levend verbrand. De Israëlieten steenigden de echtbreekster: de man viel pas onder de strafwet, als hij overspel bedreef met eene gehuwde vrouw, wegens de krenking van het regt van den anderen echtgenoot. Zeer schadelijk werkte de bepaling van hun regt, dat de man aan zijne van ontrouw verdachte vrouw den zuiveringseed kon opleggen. Echtbreuk van eene slavin werd met stokslagen gestraft; onteering eener slavin door een vrij man kon met het offeren van een ram gezoend worden. Volgens Solon's wetgeving kon de Athener zijne overspelige vrouw of onteerde dochter als slavin verkoopen. Bij de Germanen, waar de echtbreuk, volgens Tacitus, zeldzaam was, mogt de man zijne aan echtbreuk schuldige vrouw naakt, met afgesneden haar, in tegenwoordigheid der verwanten, uit de echtelijke woning verjagen, en door het gansche dorp voor zich uit zweepen. In ’t Romeinsche rijk mogt de man zijne op overspel betrapte vrouw dooden, zoomede den medepligtige: geljjke regtspleging mogt de vader over de dochter en haren verleider uitoefenen; de straf op echtbreuk was de dood, later tuchthuisstraf en geldboete: — nog later werd de overspelige vrouw in een klooster gestoken.
Vergeving van den man bragt groote vermindering van straf aan. De Fransche wetgeving, nog heden ten dage bij ons geldig, verklaart den moord voor „excusable”, dien de man pleegt op zijne in de echtelijke woning op echtbreuk betrapte vrouw en haren medepligtige. Zijne straf is dan gevangenis van één tot vijf jaar. De echtbreekster en haar medepligtige kunnen veroordeeld worden tot gevangenisstraf van drie maanden tot twéé jaren. De vervolging wegens overspel kan alleen plaats hebben op aanklagt van den man, die daartoe het regt verliest, als hij zich zelf aan strafbare echtbreuk schuldig maakt. De man kan ten allen tijde de straf, aan de vrouw opgelegd, doen eindigen door zijne toestemming, dat zijne vrouw tot hem terugkeert.
De medepligtige aan echtbreuk beloopt behalve gevangenisstraf nog eene geldboete; als bewijsmiddelen van zijne medepligtigheid kunnen, buiten het geval van betrapping op heeterdaad, alleen dienen brieven en andere van hem afkomstige schrifturen. De man begaat pas overspel, als hij in het huis, door hem met zijne vrouw bewoond, eene bijzit onderhoudt; hij kan alleen op klagte van de vrouw vervolgd worden; — de straf, die hem wacht, bestaat slechts in eene geldboete van vijftig tot duizend gulden, zoodat, als de echtgenooten in wetteljjke gemeenschap van goederen getrouwd zijn, de vrouw de helft der straf meêdraagt. Volgens ons regt is echtbreuk voor beide echtgenooten gelijkelijk eene reden tot echtscheiding. De van overspel bij vonnis overtuigde persoon kan nimmer met den medepligtige aan dat overspel in het huweljjk treden. In Engeland kan de door echtbreuk beleedigde echtgenoot voor die beleediging schadevergoeding vorderen; volgens ons regt kan zoodanige actie niet worden toegewezen; zij berust op verouderde begrippen, overgebleven uit meer onbeschaafde tijden.