Cranach was een beroemd Duitsch schilder, werd geboren in 1472 in het bisdom Bamberg. Hij genoot onderwijs in de schilderkunst; voor ’t overige is van zijne lotgevallen tot op 34-jarigen leeftijd weinig bekend. In 1504 was zijne kunstenaarsgave algemeen erkend, zoodat hij hofschilder werd van Frederïk de wijze, keurvorst van Saksen, die hem in 1508 in den adelstand opnam, hem eene gevleugelde slang als wapen verleenende.
In 1509 vertrok hij op diens last naar de Nederlanden, waar hij het portret schilderde van den lateren keizer Karel V. Hij bleef zeer gezien aan het Saksische hof, was voorts in verschillende bedrijven werkzaam, bekleedde tot tweemaal toe de betrekking van burgemeester van Wittenberg en onderhield een vriendschappelijk verkeer met de mannen der Hervorming. In 1550 begaf hij zich op uitnoodiging van zijn Vorst, die zich te Augsburg en vervolgens te Innsbrück in gevangenschap bevond, naar eerstgenoemde plaats, keerde in 1552 met hem naar Saksen terug, en overleed te Weimar den 16den October 1553.
Onder zijne talrijke leerlingen bekleeden zijne zonen Johannes en Lucas de eereplaatsen. Eerstvermelde overleed reeds in 1556, doch Lucas, de Jongere bijgenaamd, was een uitstekend colorist en portretschilder, en overleed in 1586 als burgemeester van Wittenberg.
Lucas Cranach de Oudere heeft een groot aantal schilderijen geleverd, en zijne genrestukken, die zich door naïeveteit, doorschalkheid en een eigenaardig coloriet onderscheiden, worden door kunstkenners hoogelijk geroemd, terwijl hij minder gelukkig slaagde in de voorstelling van het ideale. Van zijne belangrijkste kunstgewrochten noemen wij: „Het huwelijk van de heilige Catharina” in den dom te Erfurt, — een stuk, hetzelfde onderwerp voorstellende, te Wörlitz, — en een altaarstuk in den stadskerk te Weimar. In verschillende kerken te Innsbrück vindt men Madonna-beel-den van zijne hand, en in de St. Pauluskerk te Leipzig een „Christus, die de kinderen tot zich laat komen”. Voorts versieren zijne stukken de voornaamste muséa in Duitschland, vooral dat te Berlijn, waar men een „Hercules en Omphale”, een „Venus en Amor”, meer dan één „Adam en Eva”, alsmede onderscheidene portretten van hem aantreft. Te Coburg heeft men van hem een „Tournooiboek” bestaande uit 146 bladen met pen-teekeningen.