Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-07-2018

Crane (Jan Willem de)

betekenis & definitie

Crane was een verdienstelijk Nederlandsch letterkundige, werd geboren te Hoorn den 11den April 1758, bezocht de Latijnsche school in zjjne geboorteplaats, studeerde te Leiden en daarna te Groningen in de godgeleerdheid, werd eerst huisonderwijzer bij Daniël de Blocq van Haersma, grietman van Achtkarspelen, toen praeceptor te Alkmaar daarna rector te Dockum, vervolgens te Enkhuizen, en eindelijk in 1789 hoogleeraar aan de académie te Franeker. Na de opheffing dezer hoogeschool (1811) verwierf hij den graad van doctor in de regten, werd er tot plaatsvervangend vrederegter, in 1815 tot vrederegter en in dat jaar wederom tot hoogleeraar aan het Athenaeum benoemd. Nog 13 jaar bekleedde hij zijne betrekking, en verkreeg toen een eervol emeritaat.

Hij was er curator der Latijnsche school en behoorde tot de oprigters van het Friesch Genootschap voor GeschiedOudheid- en Taalkunde, alwaar hij geruimen tijd het voorzitterschap waarnam. In 1831 zag hij zich versierd met de orde van den Nederlandschen Leeuw, en onderscheidene binnen- en buitenlandsche Genootschappen erkenden zijne verdienste, door hem onder de leden op te nemen. Toen in 1838 sedert zijne benoeming tot hoogleeraar eene halve eeuw was voorbijgegaan, begiftigden hem de professoren en studenten te Franeker met eene kostbare zilveren vaas met een gepast opschrift. Kort daarna werd hij door eene beroerte aangetast, en hij bezweek aan de gevolgen daarvan op den 3sten Maart 1842.

Algemeen was hij bemind en geacht, niet alleen om zijne uitgebreide kennis, maar ook om zijn edel karakter. Hij heeft onderscheidene belangrijke opstellen geleverd in verschillende tijdschriften, zooals: „Bijzonderheden betreffende de drie gebroeders Roelof, Sytse en Johannes Rienks (in de Jaarboeken der Wetenschappen en Kunsten)”, — „Levensschets van E. J. Greve (Kunst- en Letterbode)”, — „Voorstel ter volmaking van de Vaderlandsehe geschiedenis (Mnemosyne)”, — „Hulde aan de nagedachtenis van Pieter Stinstra (Vaderlandsehe Letteroefeningen)”, — „Historische verhandeling en Tweede historische verhandeling over den zoogenaamden nieuwen stijl (Archief door Visser en Amersfoordt)”, — „Herinneringen van Martena-huis te Franeker (Vrije Fries)”, enz. Voorts schreef hij onder anderen „Bijzonderheden de familie Hemsterhuis betreffende (1827)”, — en „Letteren geschiedkundige verzameling van eenige biographische bijdragen en berigten (1841)”.

< >