Caro (Annibale) een Italiaansch schrijver en dichter, geboren in 1507 te Citanuova op het gebied van Ancona, werd huisonderwijzer bij een aanzienlijk inwoner van Florence, Ludovico Gaddi genaamd, en daarna secretaris van diens broeder Giovanni, die hem medenam naar Rome, waar hem aanzienlijke kerkelijke inkomsten werden verleend.
In 1543 werd hij gezant van den hertog Piétro Ludovico Farneze van Parma en Piacenza en eindelijk secretaris der cardinalen Ranuccio en Alessandro Farneze.
Hij overleed te Romein 1566. Met ijver had hij zich toegelegd op de Toscaansche taal, weshalve zijne werken zich onderscheiden door een classieken vorm.
De meest-beroemde zijn eene vertaling van de „Aeneïs (1581)”, een lofdicht op de vijgen („La Ticheide”) en eene koddige verhandeling over den grooten neus van Leoni van Ancona, voorzitter van de Académie. Na zijn dood zijn nog andere werken van zijne hand en vervolgens zijne gezamenlijke werken in 6 deelen in het licht verschenen.