Wat is de betekenis van Caro?

Zie Karel

Caro - Eigennaam 1. (mannelijke naam) jongensnaam

[It., van Lat. carus] dierbaar; caro mio, m’n beste.

Kleine verffabriek te Krommenie, in 1914 opgericht als agentuur- en commissiehandel in het voormalige café Wilhelmina aan de Zuidervaartdijk; in 1920 uitgebreid met een toen nieuw fabriekspand. Het bedrijf richtte zich op de produktie van hoogwaardige standverven. Het is, toevallig, gevestigd nabij de plaats waar van 1649 tot 1812 Krommenies...

v -> Karel.

(de), (veroud.) 1. de plant maïs (Zea mays, Grassenfamilie). ( ) nae verloop van een half uur quam de Avant [voorhoede] aen een Kost Grond, groot 400 Passen leggende oost beplant met Cassave, Caro, Tobak en piesjes en meer andre vruchten ( ) (rapport 1775; zie De Beet 188). 2. maïskorrels, den 21 's morgens om 6 uuren vertrokken, de...

1. duur; dierbaar, lief; 2. dierbare; duurte.

I. cāro, ĕre, kaarden (van wol). II. căro, carnis, f. vlees ; fig., carnis plus habere quam lacertorum, van een gezwollen redenaar, Quint. ; verachtelijk, ista pecus et caro putida, aas, Cic. III. cārō, adv. duur, valere, te staan komen, Aug.

kostbaar; duur; bemind, geliefd.