Braak heet in het strafregt alle verbreking, verwringing, vernieling of afneming, omwerping, wegneming van muren, daken, planken, deuren, vensters, sloten, hangsloten, of andere stukken of werktuigen, die dienen om den doorgang af te sluiten of te beletten, en verder van alle soort van sluiting, hoegenaamd ook.
Het breken geschiedt van buiten in, of binnen ’s huis. Buitenbraak of het inbreken van buiten heeft plaats, wanneer men op eene der omschreven wijzen zich den toegang verschaft in huizen, hoven, open plaatsen, parken of bij huizen behoorende erven, of in vertrekken van huizen, die als afzonderlijke woningen gebruikt worden. Binnenbraak is de braak aan binnendeuren of afsluitingen binnen ’s huis, aan kasten of anders toegesloten meubelstukken, nadat men gekomen is op de zooeven genoemde plaatsen. Onder het breken binnen ’s huis wordt ook begrepen het eenvoudig wegnemen van kisten, doozen, pakken, met pakdoek, touwen of iets anders vastgemaakt, en van andere losse, gesloten voorwerpen, waarin het een of het ander is ingepakt, hoewel het openbreken niet terstond op de plaats van wegneming zelve gebeurd is.
Braak alleen is geen zelfstandig, op zich zelf strafbaar misdrijf. Meestal is zij eene verzwarende omstandigheid van andere misdrijven, die aanranding van den persoon of van het vermogen bedoelen, bij voorbeeld van diefstal.
Heeft de dader geen ander misdadig oogmerk dan alléén het verbreken enz. van de vermelde voorwerpen, dan is er in den zin der strafwet geen braak, maar een ander zelfstandig misdrijf voorhanden, en wel meestal: het moedwillig toebrengen van schade aan eens anders roerende eigendommen, ’t welk eenvoudig als policie-overtreding gestraft wordt, tenzij om het gevaarlijke van het gebezigde middel of uit anderen hoofde de elementen voor een ander misdrijf, bijvoorbeeld voor brandstichting of verbreking van sluiting, aanwezig mogten zijn (zie voorts Baratterie).
Wordt de dader, na het plegen van de braak, verhinderd, om zijn misdadig opzet verder te volvoeren, dan kunnen toch de vereischten van strafbare poging tot het een of ander misdrijf voorhanden wezen; bijvoorbeeld van diefstal, opligting van minderjarigen, enz. Uit de omstandigheden zal dan moeten blijken, welk misdrijf de dader wilde volvoeren.