Synoniemen zoeken
Synoniem van braak
Synoniem van 'n ander trefwoord

Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
braak
braak - [znw] het verbreken van een afsluiting om zich wederrechtelijk toegang te verschaffen. Binnenshuis vindt binnenbraak plaats. Met betrekking tot een buitendeur, een gevelraam en dergelijke gebruik je de woorden inbraak, huisbraak of, zeer informeel, kraak.

Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Braak
Onbebouwd zegt niets anders, dan dat een stuk grond, om welke reden dan ook, niet in kuituur is; in braak ligt het bijbegrip, dat die toestand voorbijgaande is, dat het slechts tijdelijk, meestal voor een jaar, ongebruikt wordt gelaten. Men vreesde vroeger, toen men hem niet zoo bemestte, den grond al te zeer uit te putten door hem jaar op jaar te bebouwen. Bij de Israëlieten moest ieder stuk land om de negen jaar een braakjaar hebben. Woest ziet meer op den geheelen toestand, het duidt aan dat de grond onbebouwd is en dat hel land eerst in orde gemaakt, ontgonnen, moet worden, alvorens het geschikt is ter bebouwing.

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
braak
braak - zelfstandig naamwoord
1. het openbreken van een ruimte, met het doel om er binnen te dringen
♢ na de inbraak in het kantoor waren er sporen van braak
2. omgeploegd, maar niet ingezaaid
♢ het land achter ons huis ligt braak
Zelfstandig naamwoord: braak
de braak